Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9386

Datum uitspraak2000-09-11
Datum gepubliceerd2001-08-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers00/86 REA Z1 A
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO Sector Bestuursrecht - Enkelvoudige Kamer Registratienummer: 00/86 REA Z1 A UITSPRAAK in het geschil tussen: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. PH.C. Kleyn van Willigen, advocaat te Almelo, en het Landelijk instituut sociale verzekeringen, verweerder, gevestigd te Amsterdam en in deze vertegenwoordigd door GAK Nederland BV. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 5 januari 2000. 2. De feiten en het verloop van de procedure Eiser wordt wegens psychische klachten ongeschikt geacht voor zijn werk als tekenaar/constructeur. Naar aanleiding daarvan is hij in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Op advies van Bureau Passage en Mediant heeft eiser zich in april 1998 aangemeld bij Job Coaching Company BV, hierna aangeduid als JCC, voor ondersteuning en bemiddeling naar passend betaald werk. JCC houdt zich bezig met de bemiddeling naar de arbeidsmarkt van mensen met een beperking en het geven van ondersteuning aan hen bij het verrichten van arbeid. Vanaf 24 augustus 1998 heeft eiser bij [bedrijf] BV te [vestigingsplaats] gewerkt in een zogeheten werkervaringsplaats. Deze plaats was voor eiser gevonden door bemiddeling van JCC. Vervolgens is eiser per 1 april 1999 bij [bedrijf] BV in dienst getreden. Op 1 april 1999 heeft JCC namens eiser verzocht om eiser in het kader van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) in aanmerking te brengen voor een vergoeding van de kosten voor persoonlijke ondersteuning door JCC op zijn werkplek. Op 12 mei 1999 heeft eiser zich ziekgemeld wegens psychische klachten. Medio augustus 1999 heeft eiser zijn werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis weer hervat. Bij besluit van 11 oktober 1999 heeft verweerder aangenomen dat eiser is aan te merken als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA en hem onder toepassing van artikel 31 van de Wet REA in aanmerking gebracht voor een voorziening tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid bestaande uit het vergoeden van de kosten verbonden aan de persoonlijke ondersteuning door een gekwalificeerde externe begeleider op eisers werkplek. Concreet zag de voorziening op vergoeding van het door JCC aangevraagde maximaal aantal uren van 288 á ¦ 135,-- per uur. De betaling van de vergoeding zou eens per drie maanden op basis van facturering rechtstreeks aan JCC geschieden. Bij besluit van 12 oktober 1999 heeft verweerder aan eiser meegedeeld de door JCC gedeclareerde uren over de periode vanaf het intreden van de arbeidsongeschiktheid van eiser per 12 mei 1999 niet te zullen vergoeden. Daarbij heeft verweerder overwogen dat een voorwaarde voor de toekenning van de vergoeding is dat de persoonlijke ondersteuning bestaat uit een individueel trainings- of inwerkprogramma op de werkplek en een systematische begeleiding van de arbeidsgehandicapte werknemer gericht op het behoud van de arbeidsplaats. De vergoeding wordt over de periode van de arbeidsongeschiktheid niet gegeven omdat verweerder het verlenen van persoonlijke ondersteuning gedurende die periode in het algemeen niet noodzakelijk acht en bovendien niet verenigbaar met de hiervoor genoemde voorwaarde. Bij schrijven van 20 oktober 1999 is namens eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 oktober 1999. Per 1 november 1999 heeft eiser de arbeidstherapie beëindigd en is hij weer normaal aan de slag gegaan. Op 1 december 1999 is eiser terzake van het bezwaar tegen het besluit van 12 oktober 1999 door verweerder gehoord. [bedrijf] BV heeft haar onderneming met ingang van 1 januari 2000 gestaakt. Bij het bestreden besluit van 5 januari 2000 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser kan zich blijkens het namens hem ingediende beroepschrift niet met dit besluit verenigen. Ook door JCC is beroep aangetekend tegen het ten aanzien van eiser afgegeven besluit van 5 januari 2000. Dat beroep is geregistreerd onder nummer 00/106 REA. Voorts is in een vergelijkbare zaak door [2e eiser] beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder van 10 februari 2000. Dat beroep is geregistreerd onder nummer 00/183 REA. Ook daar is door JCC beroep aangetekend tegen het ten aanzien van [2e eiser] afgegeven besluit van 10 februari 2000. Dat beroep is geregistreerd onder nummer 00/182 REA. In verband met de onderlinge samenhang is het beroep van eiser gevoegd met de beroepen in de zaken genoemd in de vorige alinea ter openbare zitting van de rechtbank van 15 augustus 2000 behandeld. Aldaar is eiser verschenen vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door E.V. Davids, medewerker in dienst van GAK Nederland BV. 3. Overwegingen In geschil is de vraag of het besluit van 5 januari 2000 inhoudende de ongegrondverklaring van eisers bezwaar tegen het besluit van 12 oktober 1999 waarbij verweerder heeft geweigerd de door JCC namens eiser gedeclareerde uren over de periode vanaf het intreden van de arbeidsongeschiktheid van eiser per 12 mei 1999 te vergoeden, in rechte in stand kan blijven. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Ingevolge het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van de Wet REA kunnen aan de arbeidsgehandicapte die arbeid in dienstbetrekking verricht op aanvraag voorzieningen worden toegekend die strekken tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid doen bevorderen. Het tweede lid van artikel 31 Wet REA bepaalt in onderdeel b dat onder voorzieningen mede wordt verstaan de noodzakelijke persoonlijke ondersteuning van de werknemer bij het verrichten van de hem opgedragen taken, indien die ondersteuning een compensatie vormt voor specifiek met de handicap van de werknemer samenhangende beperkingen. Het zesde lid van artikel 31 van de Wet REA geeft de mogelijkheid dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels met betrekking tot artikel 31 Wet REA kunnen worden gesteld. Deze nadere regels zijn neergelegd in het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA, hierna te noemen het REA-besluit. Artikel 11 van het REA-besluit luidt, voorzover hier van belang, als volgt: 1. Een voorziening in de vorm van persoonlijke ondersteuning kan uitsluitend worden toegekend op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel b, van de Wet REA. De toekenning, bedoeld in de eerste zin, kan bestaan uit het beschikbaar stellen van persoonlijke ondersteuning of uit vergoeding van de kosten voor persoonlijke ondersteuning. 2. De voorziening, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts toegekend indien: a. de persoonlijke ondersteuning bestaat uit een individueel trainings- of inwerkprogramma op de werkplek en een systematische begeleiding van de arbeidsgehandicapte werknemer gericht op het behouden van de arbeidsplaats; b. de arbeidsgehandicapte werknemer zonder een systematische begeleiding niet in staat zou zijn de hem opgedragen werkzaamheden te verrichten. De in artikel 31 Wet REA bedoelde voorzieningen worden toegekend aan de arbeidsgehandicapte werknemer. Ook in het geval van eiser zijn de voorzieningen aan hem toegekend zij het dat de door JCC gedeclareerde vergoedingen rechtstreeks door verweerder aan JCC zijn overgemaakt. Aan eiser is vervolgens bij besluit van 12 oktober 1999 geweigerd de door JCC gedeclareerde uren over de periode van eisers arbeidsongeschiktheid, welke periode een aanvang nam op 12 mei 1999, te vergoeden. Verweerder heeft het besluit van 12 oktober gemotiveerd door erop te wijzen dat een voorwaarde voor de toekenning van de vergoeding is dat de persoonlijke ondersteuning bestaat uit een individueel trainings- of inwerkprogramma op de werkplek en een systematische begeleiding van de arbeidsgehandicapte werknemer gericht op het behoud van de arbeidsplaats. De vergoeding wordt over de periode van de arbeidsongeschiktheid niet gegeven omdat verweerder het verlenen van persoonlijke ondersteuning gedurende die periode in het algemeen niet noodzakelijk acht en bovendien niet verenigbaar met de hiervoor genoemde voorwaarde. Het toekennen van een vergoeding zoals in casu aan de orde, is gericht op het behoud van de arbeidsplaats en in zoverre komen de door JCC verrichte werkzaamheden tijdens ziekenhuisopname van eiseres voor vergoeding in aanmerking. De begeleiding dient evenwel niet alleen gericht te zijn op het behoud van de arbeidsplek, maar ook en vooral ondersteunend in de zin van coachend en begeleidend ten aanzien van de opgedragen werkzaamheden. Dit vloeit voort uit de tekst van het tweede lid onder b, van artikel 31 van de Wet REA waar het gaat om noodzakelijke en persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de opgedragen werkzaamheden en uit artikel 11, tweede lid onder a en b, van het REA-besluit waarin wordt aangegeven dat de ondersteuning en begeleiding gekoppeld is aan de aan de opgedragen werkzaamheden Tijdens de arbeidsongeschiktheid van eiser in de periode vanaf 12 mei 1999 is van die begeleidende en coachende werkzaamheden ten aanzien van de opgedragen werkzaamheden geen sprake geweest. Verweerder heeft vergoeding van de namens eiser gedeclareerde uren over die periode dan ook op goede gronden geweigerd. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het beroep van eiser op een schrijven van 14 juli 1999 van verweerder aan JCC in een vergelijkbare casus alleen al niet gehonoreerd kan worden omdat het schrijven in ieder geval niet geacht kan worden in te houden een in rechte afdwingbare toezegging dat de in het verleden verrichte werkzaamheden van JCC ten behoeve van eiser alsnog voor vergoeding in aanmerking komen. Dit zou anders kunnen liggen indien JCC werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van eiser tijdens zijn arbeidsongeschiktheid en na kennisname van bovenvermeld schrijven. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Beslist wordt derhalve als volgt. 4. Beslissing De Arrondissementsrechtbank Almelo, Recht doende: verklaart het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. Gewezen en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2000 door mr. J.G.J. Roelvink, in tegenwoordigheid van mr. L. Feraaune als griffier. Afschrift verzonden op Mtb