Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1125

Datum uitspraak2003-12-30
Datum gepubliceerd2003-12-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 03/1410
Statusgepubliceerd


Indicatie

(...) Vooropgesteld wordt dat op grond van de artikelen 21 en 22 Wegenverkeerswet 1994 bepaalde categorieën voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers dienen te zijn goedgekeurd tot toelating tot het verkeer. (...)


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 24 december 2003, gewezen in de zaak met rolnummer KG 03/1410 van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Target Automotive B.V., gevestigd te Soest, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wexler B.V., gevestigd te Naarden, eiseressen, procureur mr. W. Taekema, advocaten mr. B.J.M. van Meer en mr. J.A.M. van den Berk te Arnhem, tegen: de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat), zetelende te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur mr. M. Dijkstra. 1. Het verloop van de procedure Eiseressen hebben gedaagde bij exploot van 4 december 2003 gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van 19 december 2003. Eiseressen hebben hun vordering toegelicht. Gedaagde heeft verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering. Op 24 december 2003 is de beslissing mondeling aan partijen doorgegeven. Het onderstaande vormt de uitwerking, die op 30 december 2003 aan partijen is toegezonden. 2. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 19 december 2003 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 2.1. Eiseressen zijn importeur en distributeur van radarontvangstapparaten in Europa. Eiseressen hebben ook in Nederland radarontvangstapparaten op de markt gebracht. Eiseressen hebben tezamen een marktaandeel in Nederland van circa honderd procent. 2.2. De Dienst Wegverkeer (RDW), Centrum voor voertuigtechniek en informatie, heeft op 1 november 2002, 25 november 2002, 9 december 2002 en 24 januari 2003 een 'EEC type-approval certificate' afgegeven voor respectievelijk de volgende radarontvangstapparaten die door eiseressen op de markt worden gebracht: - Europa 966R; - Quintezz XT7000; - Target Euro 550 en Target Euro 330; - Quintezz XT-6000. 2.3. Bij besluit van 3 november 2003, Stb. 464, is het Voertuigreglement onder meer als volgt gewijzigd: (...) A Na artikel 1a.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 1a.7 1. Het is verboden om radarontvangstapparaten die geschikt zijn om de aanwezigheid aan te tonen van een apparaat dat tot doel heeft om een overschrijding van de maximumsnelheid vast te stellen, in te voeren, te koop aan te bieden, in voorraad te hebben of af te leveren. (...) B Na artikel 5.1.5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 5.1.6 Het is de bestuurder van een motorrijtuig verboden daarmee te rijden en de eigenaar of houder verboden daarmee te laten rijden, indien in of aan het motorrijtuig een radarontvangstapparaat aanwezig is, dat geschikt is om de aanwezigheid aan te tonen van een apparaat dat tot doel heeft om een overschrijding van de maximumsnelheid vast te stellen. C Artikel 8.1 komt te luiden: Overtreding van de artikelen (...) 5.1.6 is een strafbaar feit. Het besluit van 3 november 2003 treedt met ingang van 1 januari 2004 in werking. In de nota van toelichting bij dit besluit is onder meer het volgende vermeld: "(...) Dit besluit strekt ertoe om radarontvangstapparaten te verbieden die geschikt zijn om de bestuurder te waarschuwen dat er een meting van de snelheid plaatsvindt. Het uitvoeren van snelheidscontroles vormt een essentieel onderdeel van de inspanningen van de overheid om de bestuurders van motorrijtuigen ertoe te brengen de geldende snelheidslimieten na te leven. Het overtreden van de snelheidslimieten leidt tot meer verkeersslachtoffers. De toepassing van de apparaten waarop dit verbod zich richt, zorgt voor een verminderde effectiviteit van deze controles en vormt aldus een gevaar voor de verkeersveiligheid. (...) Het verbod tot het invoeren, te koop aanbieden, in voorraad hebben en afleveren van de apparaten, zoals geregeld in artikel 1a.7 van het Voertuigreglement, heeft als grondslag artikel 34, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. (...) De grondslag voor het verbod om de apparaten aanwezig te hebben in of aan een rijdend motorrijtuig, zoals geregeld in artikel 5.1.6 van het Voertuigreglement, is gelegen in artikel 71 van de Wegenverkeerswet 1994. (...) Met dit besluit worden alleen detectiesystemen verboden die werken door middel van radarontvangst. Er zijn meer apparaten die geschikt zijn om de bestuurder te waarschuwen dat er een meting van de snelheid plaatsvindt. Te denken valt bijvoorbeeld aan bepaalde (satelliet)navigatiesystemen die zijn voorzien van informatie over de posities van vaste snelheidscontroles, maar ook aan radio's en dergelijke. Het verbieden van dergelijke apparaten is niet gewenst. Of het melden van snelheidscontroles via deze apparaten verboden dient te worden is nog onderwerp van nader onderzoek. Indien hiertoe zou worden overgegaan dan zou dit op het niveau van een wet in formele zin moeten worden geregeld. (...)" 2.4. Bij brief van 9 september 2003 heeft de advocaat van eiseressen aan gedaagde (de Minister van Verkeer en Waterstaat) onder meer als volgt bericht: "(...) de radarontvangstapparaten die cliënten importeren en distribueren beschikken over de CE-markering, alsmede de meer specifieke E-markering voor voertuigen c.q. voertuigonderdelen (dit is de zogenaamde typegoedkeuring ex artikel 22 UVW 1994 [bedoeld is kennelijk: Wegenverkeerswet 1994, toevoeging voorzieningenrechter]. Deze CE-markering en E-markering geven aan dat is voldaan aan de verplichtingen die met betrekking tot het product aan de fabrikanten zijn opgelegd krachtens communautaire richtlijnen die in het aanbrengen daarvan voorzien. Het gaat dan in ieder geval om het voldoen aan de essentiële eisen inzake veiligheid, volksgezondheid, consumentenbescherming etc. Door CE-markering respectievelijk E-markering kunnen cliënten hun producten vrij, zonder beperkingen op de Europese markt distribueren. Het voorgenomen verbod brengt daarop een niet gerechtvaardigde beperking aan.(...) Cliënten stellen vast dat aan het voornemen van uw Minister om thans het verbod op radarontvangstapparaten in te voeren geen enkel onderzoek, laat staan wetenschappelijk verantwoord onderzoek, ten grondslag heeft gelegen. (...) Een enkele aanname (...) dat radarontvangstapparaten de verkeersveiligheid in negatieve zin beïnvloeden is onvoldoende voor een succesvol beroep op artikel 30 EEG-verdrag. (...)" 2.5. Bij brief van 6 oktober 2003 heeft gedaagde (de Minister van Verkeer en Waterstaat) daarop onder meer als volgt geantwoord: "(...) Genoegzaam is komen vast te staan dat te hoge snelheden een gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid. Onderzoek en ervaring hebben uitgewezen dat handhaving (mede) noodzakelijk is om een zo hoog mogelijke naleving van de snelheidslimieten te bewerkstelligen. Dit is de reden van het bestaan van maximumsnelheden en van een continue aandacht voor het handhaven van die snelheidslimieten.(...) Het is dan van belang dat de burger niet altijd weet waar de controle plaatsvindt. (...) Apparaten die enkel de functie hebben deze informatie wel te verkrijgen, (...) geven betrokkenen de mogelijkheid de snelheidslimieten te overschrijden, met alle gevolgen van dien voor de verkeersveiligheid. Hieruit vloeit voort dat radarverklikkers een risico vormen voor de verkeersveiligheid en dat het verbod moet worden doorgezet. Gezien het feit dat meerdere Europese lidstaten een verbod op radarverklikkers hebben ingesteld, staat Nederland niet alleen met deze opvatting. Daarnaast wijst u erop dat de radarverklikkers van uw cliënten zijn geproduceerd op grond van een Europese typegoedkeuring en dat een verbod in strijd zou komen met artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994. In dat verband kan ik u melden dat er geen Europese eisen inzake radarverklikkers zijn op grond waarvan een typegoedkeuring kan worden verkregen. Van strijdigheid met artikel 22 kan dan ook geen sprake zijn. (...)" 2.6. Bij brief van 9 december 2003 heeft de RDW aan gedaagde (de Minister) onder meer als volgt bericht: "(...) De door de Dienst Wegverkeer verleende typegoedkeuringen (...) [zoals hiervoor vermeld onder 2.2] zijn typegoedkeuringen verleend op basis van artikel 4b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, jo artikel 2, onder b, van de Regeling taken Dienst Wegverkeer. Dit zijn geen typegoedkeuringen overeenkomstig artikel 22, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Deze typegoedkeuringen zien op het aspect 'elektromagnetische compatibiliteit' van elektronische subeenheden en zijn niet te beschouwen als typegoedkeuringen voor radardetectoren als zodanig. (...)" 3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Eiseressen vorderen na wijziging van eis-zakelijk weergegeven-: primair gedaagde te gebieden ervoor zorg te dragen dat de invoering van het voorgenomen wettelijk verbod op radarontvangstapparaten, zoals vastgelegd in het besluit van 3 november 2003, niet in werking treedt totdat in de (door eiseressen aanhangig te maken) bodemprocedure in kracht van gewijsde is beslist; subsidiair gedaagde te gebieden zich te onthouden van gedragingen die op de werking van het verbod zoals vastgelegd in het besluit van 3 november 2003 zijn gegrond totdat in de bodemprocedure in kracht van gewijsde is beslist. Daartoe voeren eiseressen onder meer het volgende aan. De door eiseressen verhandelde radardetectoren hebben alle een typegoedkeuring op grond van artikel 22 Wegenverkeerswet 1994. De 'EEC type-approval certificates' zijn daarmee immers gelijk te stellen. De typegoedkeuring is in dit geval afgegeven voor een bepaald uitrustingsstuk, te weten een radarontvangstapparaat (zie artikel 1 lid 1, aanhef en onder f, Wegenverkeerswet 1994). Dit brengt mee dat het gedaagde niet is toegestaan de raradarontvangstapparaten te verbieden op de voet van artikel 34 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 of artikel 71 Wegenverkeerswet 1994. Het besluit van 3 november 2003 is derhalve onmiskenbaar onrechtmatig jegens eiseressen. Als gevolg van het besluit lijden eiseressen schade. Gedaagde heeft zijn stelling dat de toepassing van radarontvangstapparaten de verkeersveiligheid negatief beïnvloedt, onvoldoende gemotiveerd. De enkele aanname dat dat zo is, is onvoldoende. Gedaagde beroept zich derhalve ten onrechte op artikel 30 van het EG-Verdrag (hierna: EG). Als gevolg daarvan is het besluit in strijd met artikel 28 EG. Ten slotte is het besluit onzorgvuldig voorbereid. Er is al jarenlang sprake van een dergelijk verbod, hetgeen echter nooit heeft geleid tot een feitelijk verbod. Eiseressen konden niet anders dan de verkoop van de radarontvangstapparaten doorgang te laten vinden. Door geen duidelijkheid te verschaffen en thans op korte termijn tot invoering van het verbod over te gaan handelt gedaagde onzorgvuldig. Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Vooropgesteld wordt dat op grond van de artikelen 21 en 22 Wegenverkeerswet 1994 bepaalde categorieën voertuigen, voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers dienen te zijn goedgekeurd tot toelating tot het verkeer. Uit de memorie van toelichting volgt dat dat gaat om een (type)goedkeuring voordat de genoemde categorieën in gebruik zijn genomen. Eiseressen hebben niet betwist dat er tot voor kort voor radarontvangstapparaten geen wettelijke hindernissen waren en dat iedereen zonder tussenkomst van de RDW een radarverklikker in zijn auto of op de motorfiets kon monteren. Zij hebben evenmin betwist dat zij hun radarontvangstapparaten al in Nederland verhandelden vóór 1 november 2002, derhalve voordat de RDW daarvoor voor het eerst de 'EEC type-approval certificates' heeft afgegeven (zie hiervoor onder 2.2). Uit het door gedaagde genoemde artikel in Autovisie aflevering 10/'02 (oktober 2002) blijkt dat laatste ook. Daarnaast volgt uit dat artikel dat er in totaal de volgende negen radardetectoren zijn getest: Vector 966R Morpheous TSC Insider 001 Roadie EU-500 Roadie EU-550 Quintezz XT6000 Z-1 Target 330 Target 550 Speedbuster [red. In deze uitspraak is op deze plaats een plaatje opgenomen welke niet digitaal beschikbaar is. De volledige uitspraak is op schrift beschikbaar] Vast staat dat ten tijde van de test alle negen detectoren al in de handel waren. Van die radardetectoren worden er drie (Quintezz XT6000 XZ-1, Target 330 en Target 550) door eiseressen verhandeld. Aan onder meer díe drie detectoren heeft de RDW in de periode vanaf 1 november 2002 een 'EEC type-approval certificate' toegekend. Hieruit volgt dat er geen sprake kón zijn van een typegoedkeuring in de zin van artikel 22 Wegenverkeerswet. Gedaagde heeft derhalve voldoende aannemelijk gemaakt dat de 'EEC type-approvals' keuringen zijn uit hoofde van artikel 2 onder b Regeling taken Dienst Wegverkeer en dat deze goedkeuringen zien op het aspect 'elektromagnetische compatibiliteit' (zie hiervoor onder 2.6). Aan de stelling van eiseressen dat het gedaagde niet is toegestaan de raradarontvangstapparaten te verbieden op de voet van artikel 34 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 of artikel 71 Wegenverkeerswet 1994, moet dus worden voorbijgegaan. 4.2. Partijen zijn het erover eens dat bestuurders van motorrijtuigen die te hard rijden een grotere kans lopen om bij een ongeval betrokken te raken dan degenen die zich aan de maximumsnelheid houden. In de nota van toelichting bij het besluit van 3 november 2003 (zie hiervoor onder 2.3) is in dat verband onder meer het volgende vermeld: "(...) Het uitvoeren van snelheidscontroles vormt een essentieel onderdeel van de inspanningen van de overheid om de bestuurders van motorrijtuigen ertoe te brengen de geldende snelheidslimieten na te leven. Het overtreden van de snelheidslimieten leidt tot meer verkeersslachtoffers. (...)" Gesteld noch gebleken is dat bezitters van een radardetector dat apparaat bij zich hebben met een ander doel dan voor hen niet waarneembare snelheidscontroles op te sporen. Op die manier kunnen zij zich onttrekken aan de handhaving door gedaagde van de wettelijke snelheidsmaxima. Het is derhalve zeer waarschijnlijk dat díe groep bestuurders -zoals gedaagde onbetwist heeft gesteld, gaat het hierbij om circa 250.000 à 500.000 personen in totaal- juist op plaatsen waar de snelheid niet wordt gemeten te hard rijdt. Gedaagde kon derhalve in redelijkheid komen tot de (op zichzelf genomen logische) conclusie dat het gebruik van de apparaten waarop het verbod zich richt, voor een verminderde effectiviteit van de snelheidscontroles zorgt en aldus een gevaar voor de verkeersveiligheid vormt. In de nota van toelichting heeft de Minister bovendien uitgebreid uiteengezet op grond waarvan zij tot die conclusie komt. Van een motiveringsgebrek is derhalve geen sprake. In die nota is tevens duidelijk uiteengezet dat de Minister het verbieden van diverse andere apparaten die -naast radardetectoren- geschikt zijn om de bestuurder te waarschuwen dat er snelheidsmetingen plaatsvinden, niet wenselijk acht. Dit zou immers via een wet in formele zin moeten geschieden. Aan gedaagde (de wetgever) komt op dit punt beleidsvrijheid toe, zodat ook die keus niet tot een ander oordeel leidt. Uit het voorgaande volgt tevens dat voorshands -binnen het beperkte kader van dit kort geding- met een voldoende mate van aannemelijkheid kan worden geconcludeerd dat de gewraakte verboden gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de gezondheid en het leven van personen; een en ander in de zin van artikel 30 EG. Dit betekent dat het bepaalde in artikel 28 EG niet in de weg staat aan de rechtsgeldigheid van deze verboden. 4.3. Van onzorgvuldige voorbereiding is evenmin sprake. Zoals eiseressen zelf stellen hangt een verbod op radardetectoren al jarenlang in de lucht. Dat eiseressen ervoor gekozen hebben om desondanks met de handel daarin te beginnen en door te gaan dient voor hun risico te komen. Eiseressen dienden er rekening mee te houden dat een dergelijk verbod ooit zou worden uitgevaardigd. Ook een belangenafweging leidt niet tot een andere uitkomst. 4.4. Uit al het voorgaande volgt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Eiseressen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: wijst de vordering af; veroordeelt eiseressen in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 908,-, waarvan € 703,- aan salaris procureur en € 205,- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis. De beslissing is uitgesproken ter openbare zitting van 24 december 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.