Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ3390

Datum uitspraak2006-11-10
Datum gepubliceerd2006-11-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummersparketnr. 2517-04rk-nummer: 06/339
Statusgepubliceerd


Indicatie

NIET-ONTVANKELIJK VERKLARING IVM TE LAAT MET INDIENEN VAN VERZOEKSCHRIFTEN SCHADEVERGOEDING;


Uitspraak

RECHTBANK BREDA parketnr. 2517-04 rk-nummer: 06/339 Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 591a wetboek van strafvordering Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 591a van het wetboek van strafvordering ingekomen ter griffie op 9 maart 2006, in de zaak: [verdachte], [geboortedatum en plaats] [adres] 1. De procedure. De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken: ? het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag van €. 1.713,60, ter zake van: ? de kosten van rechtsbijstand; ? de kosten raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van bovenvermeld verzoekschrift en het verzoekschrift ex artikel 89 wetboek van strafvordering; ? de kennisgeving van sepot van 17 november 2005; ? het proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer van 27 oktober 2006, waaruit blijkt dat de officier van justitie alsmede verzoeker en zijn raadsman zijn gehoord. 2. De beoordeling. De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het wetboek van strafrecht. Het verzoekschrift is ingediend nadat meer dan 3 maanden waren verstreken nadat de Officier van justitie op 17 december 2005 aan verzoeker had kennis gegeven dat zijn zaak is geseponeerd omdat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden was. Tijdens het onderzoek in raadkamer is door de raadsman van verzoeker aangevoerd dat de late indiening van het verzoekschrift zijn oorzaak vindt in het feit dat verzoeker heeft willen afwachten of het slachtoffer tegen de beslissing van de Officier van Justitie, beklag had gedaan bij het Gerechtshof. Dat verweer verwerpt de rechtbank, nu de mogelijkheid van het slachtoffer om beklag te doen er niet aan in de weg staat om binnen de wettelijke termijn een verzoek als het onderhavige te doen. Indien daarna ter zitting zou komen vast te staan dat het slachtoffer beklag heeft gedaan, dan is het vervolgens aan de rechter die het verzoek tot schadevergoeding behandelt om zonodig het verzoek aan te houden in afwachting van de beslissing inzake het beklag. Op grond van vorenstaande moet worden geoordeeld dat de beslissing van de raadsman om een eventueel beklag ex art 12 SV af te wachten onjuist is geweest, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker. Ten overvloede verwijst de rechter naar artikel 43 van het wetboek van strafvordering. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de toevoeging van een raadsman geldt voor de gehele aanleg. Dit betekent dat de behandeling inzake appèllen en de advisering omtrent het instellen van hoger beroep eveneens vallen onder de toevoeging voor de eerste aanleg. Indien verzoeker ontvankelijk zou zijn in zijn verzoek zou de rechter het verzoek tot toekenning van een vergoeding op grond van voormeld artikel hebben afgewezen. 3. De beslissing. De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Deze beslissing is op 10 november 2006 gegeven door mr.Kooijman , rechter, in tegenwoordigheid van Van Gastel, griffier.