Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB9227

Datum uitspraak2007-12-03
Datum gepubliceerd2007-12-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
ZaaknummersAWB 07/2150 t/m 07/2155, 07/2157 t/m 07/2161 WW44
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het beroep tegen de bouwvergunning voor een kopie van de voormalige woning van Elvis Presley, ‘Graceland’, aan de Heilaarstraat in Breda is gegrond verklaard. B en W van Breda zijn ten onrechte niet ingegaan op de gevolgen voor de waterhuishouding van de omwonenden. Ook is ten onrechte niet ingegaan op een tegenadvies van een architect waarmee eisers het welstandsadvies hebben bestreden. Wel is de rechtbank van mening dat B en W op grond van de verstrekte informatie hebben mogen aannemen dat het pand niet als seksinrichting zal worden gebruikt, maar als woning. B en W moeten opnieuw beslissen op de bezwaren. De bouwvergunning is geschorst tot 6 weken na verzending van die beslissing.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, team bestuursrecht procedurenummers:07/2150 WW44, 07/2151 WW44, 07/2152 WW44, 07/2153 WW44, 07/2154 WW44, 07/2155 WW44, 07/2157 WW44, 07/2158 WW44, 07/2159 WW44, 07/2160 WW44 en 07/2161 WW44 uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken van 1. [naam persoon] (07/2150 WW44), 2. [naam persoon] (07/2151 WW44), 3. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2152 WW44), 4. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2153 WW44), 5. [naam persoon] (07/2154 WW44), 6. [naam persoon] (07/2155 WW44), 7. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2157 WW44), 8. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2158 WW44), 9. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2159 WW44), allen met gemachtigde mr. L.P.F. Warnier, 10. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2160 WW44), gemachtigde mr. M.A.M. van Dooren, 11. [naam persoon] en [naam persoon] (07/2161 WW44), gemachtigde mr. A.R. van Tilborg, allen wonende te Breda, eisers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder. 1. Procesverloop Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 maart 2007 (bestreden besluit), inzake de instandlating van een bouwvergunning. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Vergunninghouder heeft stukken inzake de waterhuishouding ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 19 november 2007. Namens eisers waren aanwezig mevrouw [naam persoon], de heer [naam persoon], de heer [naam persoon], de heer [naam persoon], de heer [naam persoon] en hun gemachtigde mr. Warnier. Tevens waren aanwezig mevrouw [naam persoon], de heer [naam persoon] en mevrouw [naam persoon], alsmede mr. Van Dooren, die mede namens mr. Van Tilborg het woord voerde. Van de zijde van verweerder waren aanwezig drs. [naam persoon] en [naam persoon]. Verder was vergunninghouder [naam persoon] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Y.J.H. van Griensven. 2. Beoordeling 2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. In juli 2006 heeft [naam persoon] bouwvergunning gevraagd voor een woning op het bouwadres [adres] te Breda. Het bouwplan betreft volgens vergunninghouder een kopie van het bouwwerk Graceland in Memphis, Tennessee (VS). Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Adriaan Klaassenstraat e.o.’, op grond waarvan het perceel de bestemming ‘Woondoeleinden vrijstaand’ heeft. Bij besluit van 3 november 2006 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend. Eisers, wonend aan de [straatnaam] en de [straatnaam] te Breda, hebben daartegen bezwaar gemaakt. Op 24 januari 2007 heeft een behandeling van het bezwaar plaatsgevonden ten overstaan van de Adviescommissie bezwaarschriften. Deze commissie heeft op 21 maart 2007 geadviseerd de bezwaren van eisers ongegrond te verklaren. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. 2.2 De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eisers als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn aan te merken. Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank is van oordeel dat eisers belanghebbenden zijn, aangezien zij allen ofwel vanuit hun woning direct zicht hebben op het bouwperceel ofwel op korte afstand van het bouwperceel wonen. 2.3 Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de bouwvergunning geweigerd had moeten worden wegens strijdigheid met redelijke eisen van welstand en met het bestemmingsplan. Verder hadden volgens eisers de gevolgen van het bouwplan voor de waterhuishouding getoetst moeten worden en had een onderzoek in het kader van de Wet BIBOB moeten plaatsvinden. Tot slot heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld, aldus eisers. 2.4 Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (Ww) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. Ingevolge artikel 44 van de Ww mag alleen en moet een bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de bouwverordening of met redelijke eisen van welstand of indien voor het bouwen een monumentenvergunning is vereist en deze niet is verleend. Artikel 44a van de Ww bepaalt voor zover hier relevant dat de reguliere bouwvergunning tevens kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). Artikel 3, eerste lid, van de Wet BIBOB luidt als volgt: 1. Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om: a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of b. strafbare feiten te plegen. Artikel 4.7 van de Bouwverordening 2007 van de gemeente Breda luidt als volgt: Bij het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden mag niet op een zodanige wijze water aan de bodem worden onttrokken, dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast op een wijze die de veiligheid van die bouwwerken schaadt. 2.5 Eisers hebben aangevoerd dat vergunninghouder beoogt het pand niet (slechts) als woning te gebruiken, maar (tevens) als seksinrichting. Zij hebben erop gewezen dat het bouwplan voorziet in een lift, rolstoelhelling, zwembad, whirlpool, relaxruimte en veel sanitair en dat de bedrijfsomschrijving van de eenmanszaak van vergunninghouder sinds kort is uitgebreid met “het verwerven van personeel”. Volgens vaste jurisprudentie (onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 1996, JB 1997/7) moet bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, doch mede of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Het concrete, beoogde gebruik van het bouwwerk vormt op voorhand een reden om bouwvergunning te weigeren, indien op grond van de bouwkundige inrichting of anderszins redelijkerwijs valt aan te nemen dat dit gebruik uitsluitend of mede betrekking heeft op andere doeleinden dan die, waarin de bestemming voorziet. Vergunninghouder heeft aangegeven dat hij in het pand gaat wonen en dat dit een kopie is van Graceland, de voormalige woning van Elvis Presley. De vele bijzondere bouwkundige voorzieningen in het pand hebben volgens vergunninghouder dan ook niet zozeer een duidelijk gebruiksdoel, maar vloeien voort uit zijn wens Graceland te kopiëren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van deze informatie op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het bouwwerk in strijd met de bestemming zal worden gebruikt. Ter zitting hebben eisers 1 tot en met 9 zich op het standpunt gesteld dat de ligging van de voorgevelrooilijn in het bestemmingsplan niet is geregeld, zodat moet worden getoetst aan de microstedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Naar hun mening volgt uit deze toetsing dat het bouwplan in strijd is met de bouwverordening. De rechtbank constateert dat het bestemmingsplan als voorgevelrooilijn onder meer aanmerkt de grenzen van de bouwvlakken gelegen aan de zijde van de percelen grenzend aan een weg. De definitie van ‘bouwvlak’ is: “Een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan”. Nu het perceel op de plankaart is voorzien van een vlak dat voldoet aan deze definitie, is daarmee de ligging van de voorgevelrooilijn gegeven. Deze beroepsgrond treft dan ook geen doel. Eisers hebben voorts aangevoerd dat verweerder de bouwaanvraag ten onrechte niet heeft getoetst op grond van de Wet BIBOB, terwijl vergunninghouder naar hun mening op enkele punten onjuiste of tegenstrijdige informatie heeft verstrekt. Een bestuursorgaan heeft een discretionaire bevoegdheid ter zake van het gebruik van de mogelijkheden die de Wet BIBOB biedt, zo blijkt uit de memorie van toelichting bij deze wet (TK 1999-2000, 26 883, nr. 3). Verweerder heeft toegelicht dat binnen de gemeente Breda het BIBOB-instrumentarium alleen als uiterste middel wordt ingezet, omdat het bevoegdheden betreft die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. De argumenten van eisers zijn daarvoor volgens verweerder niet zwaarwegend genoeg. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van deze afweging mogen afzien van toetsing van de aanvraag op grond van de Wet BIBOB. Deze beroepsgrond slaagt dan ook evenmin. Volgens eisers heeft verweerder voorts ten onrechte de gevolgen van de realisering van het bouwplan voor de waterhuishouding van de omliggende percelen niet onderzocht. Verweerder heeft op dit punt volstaan met verwijzing naar het limitatief-imperatieve stelsel van de Woningwet. Nu een toets aan de bouwverordening deel uitmaakt van dit stelsel, had verweerder in het bestreden besluit ten minste inhoudelijk moeten ingaan op de bezwaren van eisers inzake de waterhuishouding die zijn te relateren aan de bouwverordening. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat wel degelijk is getoetst aan de bouwverordening. Dat blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet uit het bestreden besluit. Verweerder overweegt in dat besluit immers dat de bezwaren inzake de waterhuishouding niet kunnen worden meegenomen in de beoordeling bij een gebonden beschikking. Het bestreden besluit is dan ook niet zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is in zoverre gegrond en het besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Met betrekking tot de welstandsaspecten van het bouwplan overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft in het bestreden besluit het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften overgenomen. In dat advies wordt onder meer overwogen dat eisers het positieve advies van de commissie Welstand en Monumenten (hierna: welstandscommissie) van 22 februari 2006 niet hebben bestreden met een deskundig tegenadvies. Blijkens het aanvullend verweerschrift en het besprokene ter zitting is verweerder van mening dat het door eisers overgelegde tegenadvies van [naam persoon] van 12 mei 2004 niet relevant is omdat dit advies niet is gebaseerd op de welstandsnota. De rechtbank merkt het advies van [naam persoon] wel aan als deskundig tegenadvies. Niet alleen is [naam persoon] architect, ook materieel bevat het advies argumenten die gewogen moeten worden en die te vertalen zijn naar toepasselijke criteria uit de welstandsnota. Bij wijze van voorbeeld noemt de rechtbank de volgende punten. [naam persoon] plaatst vraagtekens bij de verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van het bouwplan en beschrijft het bouwplan als een samenraapsel van stijlen. Deze opmerkingen zijn te relateren aan het algemene welstandscriterium dat de vormgeving van een bouwwerk zijn eigen samenhang en logica moet hebben (§ 5.1 van de welstandsnota). Verder is bijvoorbeeld de constatering van [naam persoon] dat het gebouw storend is in zijn omgeving te relateren aan het criterium dat massa en vorm van een bouwwerk moeten aansluiten op ritme, maat en schaal van de directe omgeving (§ 4.3.16.2). Blijkens zijn brief van 17 september 2007 staat De Jonge nog steeds achter het advies van 12 mei 2004. Verweerder is ten onrechte niet op dit tegenadvies ingegaan. Het tegenadvies is in de bezwaarfase weliswaar voorgelegd aan de welstandscommissie, maar deze commissie heeft in haar advies van 7 februari 2007 slechts haar eerdere advies herhaald en geen reactie op het tegenadvies gegeven. De rechtbank concludeert dat met betrekking tot welstandsaspecten geen volledige heroverweging van het primaire besluit op grondslag van de ingediende bezwaren heeft plaatsgevonden. Of het tegenadvies onafhankelijk is, is in dit verband niet relevant. Verweerder hoeft het tegenadvies immers niet ten grondslag te leggen aan een te nemen besluit. Wel zal verweerder moeten beargumenteren of het tegenadvies aanleiding geeft tot een ander standpunt. Zo nodig zal verweerder het tegenadvies hiervoor opnieuw aan de welstandscommissie moeten voorleggen. Eisers hebben voorts al in een vroeg stadium aangevoerd dat er rekening mee gehouden moet worden dat [straatnaam] als oud karakteristiek lint sterk afwijkt van de rest van het plangebied. De welstandsnota onderscheidt in Heilaar stedenbouwkundig verschillende deelgebieden, waaronder het oude landelijke lint [straatnaam] en de nieuwe wooncluster [straatnaam] e.o. (§ 4.2.18.2). Verweerder heeft niet gemotiveerd en ook voor de rechtbank is niet duidelijk waarom het bouwperceel zou horen bij het deelgebied ‘[straatnaam] e.o.’ in plaats van bij het deelgebied ‘[straatnaam]’. In het nieuw te nemen besluit zal verweerder daarom met redenen omkleed moeten aangeven onder welk deelgebied van Heilaar het bouwperceel in het kader van de welstandstoets valt. 2.6 Het beroep dient dan ook gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet op deze uitkomst zal het verzoek van verweerder de schorsing van het bestreden besluit en het primaire besluit op te heffen, niet worden gehonoreerd. Daarentegen ziet de rechtbank aanleiding om het primaire besluit van 3 november 2006 te schorsen tot zes weken na verzending van de nieuwe beslissing op bezwaar. 2.7 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eisers, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de bezwaarschriften met inachtneming van deze uitspraak; schorst het primaire besluit van 3 november 2006 tot zes weken na verzending van de nieuwe beslissing op bezwaar; gelast dat de gemeente Breda aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 143,- per zaak vergoedt; veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers, - tot een bedrag van € 322,- in elk van de zaken van eisers sub 1 tot en met 9; - tot een bedrag van € 644,- in elk van de zaken van eisers sub 10 en 11, te betalen door de gemeente Breda. Deze uitspraak is gedaan door mrs. A.J.L. Woerdeman, T. Peters en J. Domstorff van Alphen, rechters, en door mr. A.J.L. Woerdeman, voorzitter, in aanwezigheid van mr. E.S.M. van Bergen, griffier, in het openbaar uitgesproken op Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: