Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8138

Datum uitspraak2008-03-26
Datum gepubliceerd2008-03-31
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers140003 / HA RK 07-107
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek ex artikel 27 Wet voorkeursrecht gemeenten. De door verzoeker aangevoerde bijzondere persoonlijke omstandigheden (perceel is ouderdomsvoorziening, geen verkoop mogelijk tegen reele waarde, onthouden van informatie) zijn onvoldoende onderbouwd. Afwijzing van verzoek. Geen kostenveroordeling gemeente.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rekestnummer: 140003 / HA RK 07-107 Beschikking van 26 maart 2008 op het verzoekschrift ex artikel 27 Wet Voorkeursrecht Gemeenten in de zaak van [Verzoeker], wonende te Huizen, verzoeker, procureur mr. M. Middeldorp, advocaat mr. E.G.W. Hendriks te Heerlen, tegen de rechtspersoon naar publiek recht GEMEENTE ZEEVANG, gevestigd te Oosthuizen, verweerster, procureur mr. L. Koning, advocaat mr. H.R.M. Jenné te Alkmaar. Partijen zullen hierna [verzoeker] en de gemeente genoemd worden. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het verzoekschrift; - het verweerschrift; - de mondelinge behandeling van 12 februari 2008. 2. De feiten 2.1. [verzoeker] is eigenaar van het perceel gelegen aan de […] te […], gemeente Zeevang, kadastraal bekend […] ter grootte van 41.450 m² (hierna: het perceel). 2.2. Bij besluit van 31 januari 2006 heeft de gemeenteraad van de gemeente ten aanzien van het perceel een voorkeursrecht op basis van artikel 8 van de Wet voorkeursrecht Gemeenten (hierna: WVG) gevestigd. 2.3. Bij brief van 5 mei 2006 is namens [verzoeker] het perceel aan de gemeente te koop aangeboden, waarna partijen in onderhandeling zijn getreden. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. 2.4. Vervolgens is bij brief van 20 april 2007 namens [verzoeker] aan de gemeente verzocht om bij de rechtbank een verzoek in te dienen op grond van artikel 16 lid 1 WVG, te weten een verzoek tot het laten uitbrengen van een adviesprijs voor het perceel door een te benoemen deskundige. De gemeente heeft bedoeld verzoekschrift ingediend. 2.5. Bij beschikking van 5 juni 2007 is door de rechtbank ing. J.A. Jansens van Gellicum benoemd tot deskundige. Hierna zijn partijen opnieuw in onderhandeling getreden. Wederom zijn partijen niet tot een vergelijk gekomen. Bij brief van 27 augustus 2007 is (met de mededeling dat zij niet tot aankoop van het perceel wenste over te gaan) bedoeld verzoekschrift door de gemeente ingetrokken, welke handeling door de rechtbank bij brief van 28 augustus 2007 aan partijen is bevestigd. 2.6. [A], de buurman van [verzoeker], heeft zijn perceel grond aan de gemeente verkocht voor een koopprijs van € 24,- per m², onder te verdelen in € 10,- per m² bij het verlijden van de transportakte en € 14,- per m² nabetaling bij bestemmingswijziging. 3. De beoordeling 3.1. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank: -bepaalt dat de gemeente gehouden is medewerking te verlenen aan de overdracht aan haar tegen een door de rechtbank vast te stellen prijs van het perceel, zoals die door [verzoeker] krachtens de artikelen 10 lid 1 juncto 11 WVG aan de gemeente is aangeboden, met benoeming van een rechter-commissaris teneinde tezamen met de deskundigen het door artikel 27 WVG voorgeschreven onderzoek in te stellen en vervolgens te doen wat de WVG verder voorschrijft; -de gemeente veroordeelt aan [verzoeker] de volledige kosten ter zake van het inschakelen van alle deskundigen te voldoen, tot op heden te stellen op het bedrag groot € 11.882,25, alsmede de gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure. 3.2. De gemeente verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en voert daartoe aan dat de gemeente, in het licht van het verloop van het onderhandelingsproces tussen partijen, niet verplicht kan worden om tot verkoop van het perceel over te gaan. Er hebben, zo stelt de gemeente, immers uitvoerig en langdurig onderhandelingen tussen partijen plaatsgevonden waarbij de gemeente steeds open en duidelijk heeft aangegeven waar haar grenzen liggen. Nu [verzoeker] zijn kans om tot een transactie te komen onbenut heeft gelaten, kan van de gemeente niet verlangd worden dat zij de onderhandelingen heropent. De gemeente betwist dat sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden en betwist voorts dat zij gehouden is om de kosten ter zake van de door [verzoeker] ingeschakelde deskundigen te betalen. 3.3. Bij de beoordeling of de gemeente op grond van artikel 27 WVG kan worden gedwongen om een onroerende zaak toch aan te kopen dient in aanmerking te worden genomen de vraag of het voor verzoeker nadelige gevolgen heeft als die verkoop achterwege blijft. Daartoe zal verzoeker moeten aantonen dat sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden die ter zake van belang kunnen zijn, als bedoeld in lid 3 van dit artikel. 3.4. [verzoeker] heeft aangegeven dat die nadelige gevolgen gevonden moeten worden in het feit dat hij geen verkoop tegen de reële waarde in het vrije verkeer kan realiseren en voorts dat zijn vermogen vastligt in het perceel terwijl hij reeds de leeftijd van 67 jaar heeft bereikt en hij zijn vermogen had willen aanwenden als ouderdomsvoorziening. 3.5. De door [verzoeker] opgeworpen argumenten kunnen in beginsel reden zijn om de gemeente te dwingen alsnog tot aankoop over te gaan. [verzoeker] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat sprake is van bedoelde bijzondere persoonlijke omstandigheden. [verzoeker] heeft, ingevolge artikel 12 lid 2 WVG, sinds 28 augustus 2007 (de datum waarop bij [verzoeker] bekend is geworden dat de gemeente niet tot aankoop wenste over te gaan) gedurende drie jaren de vrijheid om het perceel te verkopen aan derden. Niet is aangetoond noch anderszins is gebleken dat [verzoeker] het perceel niet op de vrije markt zou kunnen verkopen tegen een reële waarde. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan evenmin worden vastgesteld dat zijn ouderdomsvoorziening enkel en alleen in genoemd perceel vast zou liggen, zodat ook dat argument niet opgaat. 3.6. Voorts heeft [verzoeker] aangevoerd dat de gemeente hem onevenredig heeft benadeeld omdat het naburige perceel wel door haar is aangekocht. Dit verweer slaagt evenmin. De gemeente heeft immers onbetwist gesteld dat het aanbod, dat zij met betrekking tot het naburige perceel heeft gedaan, gelijk is aan het aanbod dat zij aan [verzoeker] heeft gedaan. Anders dan [verzoeker], heeft [A] echter het aanbod van de gemeente geaccepteerd. Van onevenredige benadeling of ongelijke behandeling kan derhalve geen sprake zijn. 3.7. Tot slot heeft [verzoeker] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nog gesteld dat de gemeente geen informatie heeft gegeven over de toekomstplannen die zij heeft met het perceel en dat hij hierdoor is benadeeld. De gemeente heeft gemotiveerd weersproken dat [verzoeker] informatie zou zijn onthouden. Tegen het licht van deze betwisting had het op de weg van [verzoeker] gelegen om zijn stellingen nader te onderbouwen. Nu hij dit heeft nagelaten, zal de rechtbank hieraan voorbijgaan. 3.8. Gelet op het vorenoverwogene zal het verzoek tot medewerking aan de overdracht worden afgewezen. Dat betekent dat ook het verzoek tot een kostenveroordeling niet kan worden toegewezen. Ingevolge artikel 27 lid 4 WVG is immers artikel 20 WVG – waarin weliswaar in een kostenveroordeling wordt voorzien - alleen van toepassing bij toewijzing van het verzoek. 3.9. [verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 254,- aan griffierecht en € 904,- aan salaris voor de procureur. 4. De beslissing De rechtbank 4.1. wijst het verzoek af; 4.2. veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.158,-. Deze beschikking is gegeven door M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2008.?