Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9807

Datum uitspraak2008-03-19
Datum gepubliceerd2008-04-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers284970 / HA ZA 07-1384
Statusgepubliceerd


Indicatie

aansprakelijkheid assurantietussenpersoon, zorgplicht t.o. verzekerde bij invullen aanvraagformulier autoverzekering


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 284970 / HA ZA 07-1384 Uitspraak: 19 maart 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiser], Wonende te Rotterdam, eiser, procureur mr. M.A.D. Bol, - tegen - De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid POSTMA GROEP B.V., gevestigd te Krimpen aan den IJssel, gedaagde, procureur mr. D.J.M. Volkholz-Plaum. Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "Postma". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 3 mei 2007 en de door [eiser] overgelegde producties; conclusie van antwoord, met producties; tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 15 augustus 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast; proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 januari 2008. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 [eiser] heeft met ingang van 31 augustus 2005 met (thans) Fortis ASR te Utrecht (verder: Fortis ASR) een personenautoverzekering gesloten. Postma is voor [eiser] als assurantietussenpersoon opgetreden. 2.2 In een door [eiser] ten behoeve van voormelde autoverzekering ingevuld en op 11 juli 2005 ondertekend aanvraagformulier motorrijtuigenverzekering (verder: het aanvraagformulier) staat voor zover van belang het volgende vermeld: “(…) Ondergetekende verklaart mede namens de regelmatige bestuurder: (…) 4. bent u de afgelopen acht jaar strafrechtelijke vervolgd? Ja nee (bijv. ontzegging van de rijbevoegdheid) (…) Slotverklaring De ondergetekende verklaart, mede gelet op de inhoud van artikel 251 van het Wetboek van Koophandel, dat de gegeven antwoorden juist en volledig zijn. Geen omstandigheden welk voor de maatschappij van belang zijn, zoals bij voorbeeld een opzegging van een verzekering door een verzekeraar of een strafrechtelijke veroordeling wegens vermogens- of geweldsmisdrijf, zijn verzwegen of verkeerd voorgesteld (…). Toelichting en persoonsregistratie Artikel 251 Wetboek van Koophandel bepaalt dat een verzekeringsovereenkomst ongeldig kan worden verklaard, indien bij het aanvragen van de verzekering onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt (kortom bij “verzwijging”). De plicht om informatie te verschaffen omvat alles wat voor de maatschappij van belang kan zijn voor de beoordeling van het te verzekeren risico en de persoon van de aanvrager. Het gevolg van “verzwijging” is dat de maatschappij zich op ongeldigheid van de overeenkomst kan beroepen en schadevergoeding kan weigeren. (…)” 2.3 [eiser] heeft de hiervoor onder 4 in het aanvraagformulier weergegeven vraag beantwoord met “nee”. 2.4 (Thans) Fortis ASR heeft de aanvraag geaccepteerd. 2.5 Blijkens het door (thans) Fortis ASR afgegeven polisblad d.d. 15 september 2005, is dekking verleend voor -onder meer- wettelijke aansprakelijkheid en persoonlijke ongevallen inzittenden. Op het bij de polis behorende clausuleblad staat -voor zover thans van belang- het volgende vermeld: “(…) Algemene clausule Clausule omschrijving (…) De verzekering in deze pakketpolis zijn gesloten op de voorwaarde dat het hierna volgende geldt voor u, uw gezinsleden en/of degenen met wie u in duurzaam gezinsverband samenwoont. In de laatste 8 jaar, voor het sluiten van de verzekeringen die tot het pakket behoren: (…) 4 bent u (..) niet in aanraking geweest met politie of justitie. Bijvoorbeeld omdat u (…) werd verdacht van het plegen van een misdrijf of een overtreding. Als u binnen het pakket een autoverzekering heeft gesloten dan geldt voor deze verzekering ook dat deze is gesloten op de voorwaarde dat voor u (…)geld dat: 1 in de laatste 5 jaar, voor het sluiten van deze verzekering is géén sprake geweest van een ontzegging van de rijbevoegdheid (al dan niet voorwaardelijk); (…) U bent verplicht de gegevens te controleren. Als u onjuistheden of onvolledigheden constateert en/of vaststelt dat een omstandigheid, die hierboven is genoemd, afwijkt van de werkelijke situatie, moet u ons daarvan binnen 14 dagen na ontvangst van de polis schriftelijk mededeling doen. Na het verstrijken van deze termijn van 14 dagen nemen wij aan dat de op het polisblad vermelde gegevens juist zijn (…)en dat aan de hierboven genoemde voorwaarden wordt voldaan. Mocht later blijken dat aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan, dan kunnen aan deze verzekering geen rechten worden ontleend.” 2.6 In de nacht van 27 op 28 november 2006 is de verzekerde auto gestolen. 2.7 [eiser] heeft de schade wegens verlies door diefstal aan de verzekeraar gemeld en op 10 december 2006 een verklaring afgelegd ter zake diefstal voertuig aan CED Forensic B.V. In deze verklaring heeft [eiser] onder meer aangegeven op 3 september 2004 te zijn veroordeeld tot een boete en vier maanden ontzegging van de rijbevoegdheid, wegens rijden onder invloed. 2.8 [eiser] heeft de onder 2.7 bedoelde veroordeling niet aan Postma gemeld. 2.9 Bij schrijven van 17 januari 2007 heeft Fortis ASR met een beroep op artikel 7:928 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) vergoeding van de schade van de hand gewezen, omdat [eiser] op het aanvraagformulier de onder 2.7 genoemde strafrechtelijke veroordeling niet heeft gemeld. 3 De vordering De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Postma te veroordelen te betalen aan [eiser] de somma van € 20.000,-- met kosten. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 Postma is jegens [eiser] ernstig toerekenbaar tekort geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de assurantie bemiddelingsovereenkomst. Als redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon diende zij [eiser] uitdrukkelijk voor te lichten en te adviseren omtrent de inhoud en werking van het aanvraagformulier. Er is door de assurantietussenpersoon geen uitleg gegeven bij de vraag of [eiser] in de afgelopen 8 jaar strafrechtelijk is vervolgd, noch is aan hem gevraagd of hij alle vragen volledig heeft begrepen. In dit geval was er aanleiding voor de assurantietussenpersoon om dit na te gaan, omdat [eiser] de Nederlandse taal onvoldoende beheerst om de geschreven tekst te begrijpen. [eiser] heeft vraag 4 op het aanvraagformulier verkeerd begrepen. Zou Postma goed en zorgvuldig hebben geadviseerd, zou [eiser] vraag 4 correct hebben beantwoord. 3.2 [eiser] lijdt aanzienlijke schade door de wanprestatie van Postma, nu Fortis ASR de schade wegens diefstal van de auto als gevolg daarvan niet dekt. De diefstalschade bedraagt in totaal € 20.000,-- (€ 18.000,-- wegens dagwaarde en € 2.000,-- voor meeverzekerde zaken). Voor deze schade is Postma aansprakelijk. Het causaal verband tussen de wanprestatie van Postma en de schade is voorts gegeven, nu Fortis ASR naar redelijkerwijs mag worden aangenomen de schade zou hebben uitgekeerd indien het strafrechtelijk verleden niet zou zijn verzwegen. 4 Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van het geding, alsmede in de nakosten. Postma heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 Nu Postma ook uit eigen wetenschap niet bekend was met het strafrechtelijk verleden van [eiser], is haar geen enkel verwijt te maken. Postma heeft, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. De gestelde schade is te wijten aan eigen schuld van [eiser] en dient voor zijn rekening te komen c.q. te blijven. 4.2 Postma betwist dat zij [eiser] gezien de omstandigheden uitleg had moeten geven over de inhoud en werking van het aanvraagformulier, meer in het bijzonder ten aanzien van de vraag of [eiser] in de afgelopen 8 jaar strafrechtelijk was vervolgd. Het belang van het juist invullen van het aanvraagformulier staat duidelijk uitgelegd op het formulier zelf onder het kopje toelichting en persoonsregistratie. Bovendien is vlak boven de handtekening van [eiser] een slotverklaring opgenomen, waaruit het belang van het correct invullen van het formulier, met name ten aanzien van het strafrechtelijk verleden, eveneens duidelijk blijkt. Voorts mag als feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat een aspirant-verzekeringnemer de verzekeringmaatschappij, indien die naar bepaalde informatie vraagt, correct informeert. 4.3 Voor Postma bestond geen aanleiding om te vermoeden dat het aanvraagformulier op bepaalde punten onduidelijk zou zijn geweest voor [eiser]. Postma komt het erg ongeloofwaardig voor dat [eiser] de Nederlandse taal onvoldoende zou beheersen. [eiser] woont immers al geruime tijd in Nederland, heeft de Nederlandse nationaliteit en is in het bezit van een Nederlands rijbewijs sinds 1983. Niet valt in te zien waarom [eiser], die zelf een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd heeft gekregen, de vraag omtrent het strafrechtelijk verleden, waarbij staat vermeld “bijvoorbeeld ontzegging van de rijbevoegdheid” niet zou hebben begrepen. 4.4 Voor zover [eiser] al moeite gehad zou hebben met het invullen van het aanvraagformulier, had het voor de hand gelegen dat hij deze vragen niet had ingevuld en Postma had aangeven dat bepaalde vragen hem niet duidelijk waren. Dat heeft hij niet gedaan. 4.5 Het had op de weg van [eiser] gelegen om na ontvangst van het polisblad met het daarachter gevoegde clausuleblad alsnog melding te maken van het strafrechtelijk verleden. Van een verzekeringnemer kan worden verwacht dat hij de polis en de toepasselijke clausules leest, zeker nu deze niet zijn weggestopt in de algemene voorwaarden. In haar begeleidende brieven wijst Postma altijd op het controleren van de polis en de daarin opgenomen gegevens. 4.6 Voorts betwist Postma het causaal verband tussen het gestelde tekortschieten van Postma en de schade alsmede (de omvang van) de gestelde schade. 5 De beoordeling 5.1 [eiser] heeft zijn vordering gegrond op de stelling dat Postma tekort is geschoten in haar zorgplicht als assurantietussenpersoon, door -zoals de vordering ter comparitie van partijen nader is toegelicht- zich niet ervan te vergewissen dat [eiser] alle vragen op het aanvraagformulier en in het bijzonder de strekking van vraag 4, goed begrepen heeft. Postma heeft gemotiveerd betwist tekortgeschoten te zijn in haar zorgplicht. 5.2 Een assurantietussenpersoon dient tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Tot zijn taak behoort in beginsel ook dat hij erop toeziet dat door de verzekeringnemer aan de verzekeraar alle mededelingen worden gedaan waarvan hij, als redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon, behoort te begrijpen dat die de verzekeraar ervan zullen (kunnen) weerhouden om een beroep te doen op artikel 251 Wetboek van Koophandel (oud), thans artikel 7:928 BW. 5.3 Postma heeft, naar tussen partijen niet in geschil is, teneinde de relevante mededelingen aan de verzekeraar te kunnen doen, voor de aanvraag van de autoverzekering gebruik gemaakt van het onder 2.2 genoemde aanvraagformulier. Op dit formulier is onder 4 gevraagd naar het strafrechtelijk verleden van [eiser], waarbij expliciet is verwezen naar een ontzegging van de rijbevoegdheid. Ook is in voornoemd formulier uitdrukkelijk gewezen op de gevolgen van het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat Postma in beginsel [eiser] voldoende heeft voorgelicht over inhoud en werking van het formulier. 5.4 De stelling dat de assurantietussenpersoon de algemene (zorg)plicht heeft na te gaan -ook zonder concrete nadere aanleiding daartoe-, of door verzekeringnemer alle vragen naar waarheid beantwoord en goed begrepen zijn, vindt geen steun in het recht. Wanneer echter de assurantietussenpersoon niet beschikt over voldoende gegevens, of als hij er niet vanuit mag gaan dat de gegevens waarover hij beschikt volledig of juist zijn, dan dient hij daarnaar bij zijn cliënt te informeren. Een dergelijke situatie heeft zich in casu naar het oordeel van de rechtbank niet voorgedaan. Vast staat immers dat [eiser] de vragen op het aanvraagformulier, waaronder vraag 4, thuis zelfstandig heeft beantwoord, alsmede dat hij het formulier op het kantoor van Postma heeft ondertekend. Ter comparitie van partijen is voorts vast komen staat dat [eiser] ten tijde van de ondertekening van het aanvraagformulier ten kantore van Postma niet heeft aangegeven de vragen niet (goed) te hebben begrepen, noch om een nadere toelichting heeft gevraagd. Voorts staat vast dat [eiser] zijn strafrechtelijke veroordeling niet aan Postma heeft gemeld, zodat Postma ook op die grond geen aanleiding had aan de juistheid van het door [eiser] op vraag 4 van het aanvraagformulier gegeven antwoord te twijfelen. 5.5 Dat Postma in de omstandigheid dat [eiser] de Nederlandse taal onvoldoende machtig zou zijn om de geschreven tekst te begrijpen, aanleiding had moeten vinden [eiser] nadere uitleg te geven of bij hem verdere navraag te doen, volgt de rechtbank niet, reeds nu (onderbouwd) gesteld noch gebleken is dat deze omstandigheid Postma bekend was dan wel bekend had moeten zijn. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat [eiser] niet heeft weersproken dat hij al geruime tijd in Nederland woonachtig is, hij de Nederlandse nationaliteit bezit, sinds 1983 beschikt over een Nederlands rijbewijs en dat hij zijn chauffeursdiploma in Nederland heeft behaald. Bovendien is [eiser], naar de rechtbank ter comparitie van partijen heeft kunnen constateren, goed in staat zich in de Nederlandse taal uit te drukken. 5.6 Gelet op het bovenstaande dient het feit dat [eiser] vraag 4 op het aanvraagformulier onjuist heeft beantwoord, als gevolg van de omstandigheid dat hij (de strekking van) vraag 4 op het formulier niet goed begrepen zou hebben voor zijn rekening en risico te blijven. De vordering van [eiser] zal dan ook als ongegrond te worden afgewezen. 5.7 [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. 5.8 Postma vordert van [eiser] onder meer betaling van de na de uitspraak vallende kosten conform het liquidatietarief van de rechtbanken. Nu kosten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis vallen onder de regeling van artikel 237 lid 4 Rv, dient de vordering ter zake van deze kosten, wat daarvan overigens ook zij, als prematuur en derhalve ongegrond te worden afgewezen. 6 De beslissing De rechtbank, wijst af de vordering van [eiser]; veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Postma bepaald op € 440,= aan vast recht en op € 904,= aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. L.A. Pit. Uitgesproken in het openbaar. 344