Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9247

Datum uitspraak2008-08-25
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers994440-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling gemeente Amsterdam voor overtreding van de Wet verontreiniging oppervlakte wateren. Politierechter oordeelt dat (schoon) regenwater een afvalstof is in de zin van deze wet. De gemeente komt geen beroep op overmacht toe.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/994440-07 Datum uitspraak: 25 augustus 2008 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen GEMEENTE AMSTERDAM, gevestigd op het adres [adres]. De economische politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2008. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd dat hij: op of omstreeks 23 januari 2007 te Amsterdam op of vanaf de Ankerweg, al dan niet opzettelijk, zonder vergunning, met behulp van een werk, te weten een (vast aangebrachte) pijp, afvalwater, in elk geval afvalstoffen en/of verontreinigende en/of schadelijke stoffen, heeft gebracht in het water van het Noordzeekanaal, in elk geval in een oppervlakte water; 2. Voorvragen … 3. Waardering van het bewijs De economische politierechter acht bewezen dat verdachte op 23 januari 2007 te Amsterdam vanaf de Ankerweg opzettelijk zonder vergunning met behulp van een werk, te weten een vast aangebrachte pijp, afvalwater heeft gebracht in het water van het Noordzeekanaal. 4. Het bewijs 4.1. De economische politierechter grondt zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 4.2. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de verdachte aangevoerd dat het de vraag is of sprake is van overtreding van artikel 1 lid 1 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo), kort gezegd, omdat het afgevoerde regenwater afkomstig is van een schoon of slechts licht verontreinigd oppervlak. In dat kader heeft de gemachtigde van de verdachte betwist dat het monster juist is genomen en betwist dat vergelijking tussen een monster genomen in 2007 en het gemiddelde van de achtergrondwaarden uit 2001, 2002 en 2003 toelaatbaar is. De economische politierechter overweegt dienaangaande het volgende. Artikel 1 lid 1 Wvo verbiedt het met behulp van een werk zonder vergunning in het oppervlaktewater brengen van afvalstoffen. Onder afvalstof in de zin van de Wvo moet ook worden verstaan afvalwater. Hemelwater waarvan de houder zich wenst te ontdoen moet worden aangemerkt als afvalwater, ook als dat water niet of slechts in beperkte mate is verontreinigd. In het midden kan dus blijven of de monsterneming aan de daaraan te stellen eisen heeft voldaan, omdat in ieder geval sprake is van afvalwater in de zin van de Wvo, dat niet zonder vergunning door middel van een werk op het oppervlaktewater mag worden geloosd. 5. De strafbaarheid van het feit Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van verdachte aangevoerd dat sprake was van een overmachtsituatie. Op de weg, waaronder het werk was aangelegd, zou zonder aanleg van dat werk een gevaarlijke situatie ontstaan. Op zeer korte termijn zou zoveel neerslag vallen en tegelijkertijd vorst optreden, dat gladheid op de weg op een andere manier niet te voorkomen was. De economische politierechter verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Verdachte was al langere tijd beheerder van de weg. Regen en vorst zijn in de maand januari niet ongebruikelijk en dus voorzienbaar. Dat verdachte voor een ad hoc-situatie kwam te staan is derhalve, zo al aan de orde, aan verdachte zelf te wijten. Bovendien had het in de rede gelegen om telefonisch contact op te nemen met Rijkswaterstaat voor overleg. Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 2.500,--. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van verdachte verzocht om, gezien bijzondere omstandigheden van het geval en de geringe ernst van het feit, geen, dan wel een lagere straf op te leggen. Gezien de verdere inhoud van dit vonnis zijn de economische politierechter geen omstandigheden gebleken die een mildere straf rechtvaardigen dan hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. De politierechter weegt in dit verband voorts mee dat de gemachtigde van verdachte ter terechtzitting weliswaar heeft verklaard uit deze strafzaak lering te hebben getrokken en voortaan telefonisch contact met Rijkswaterstaat te zullen opnemen, maar tegelijkertijd ook heeft verklaard in voorkomende gevallen opnieuw te zullen handelen zoals in dit geval is gedaan. Daar komt bij dat verdachte als publiekrechtelijk lichaam een voorbeeld functie heeft. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23(oud) en 51 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de artikelen 1a(oud) en 6 van de Wet op de economische delicten. De economische politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1, eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, opzettelijk begaan door een rechtspersoon. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte, Gemeente Amsterdam, daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 2.500,-- (tweeduizend vijfhonderd euro). Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, economische politierechter, in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2008.