Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7477

Datum uitspraak2009-02-23
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers180845
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Executiegeschil. De vraag of eiser dwangsommen heeft verbeurd door niet te voldoen aan de veroordeling in het eerdere kortgedingvonnis (verbod tot gebruik domeinnaam) wordt ontkennend beantwoord.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 180845 / KG ZA 09-89 Vonnis in kort geding van 20 februari 2009 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. M.L.M. Stultiens te Tiel, tegen de commanditaire vennootschap THE BUBBLES FACTORY C.V., gevestigd te Tiel, gedaagde, vertegenwoordigd door haar manager de heer [...]. Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd, gedaagde zal worden aangeduid als TBF. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van [eiser], - de pleitnotities van TBF. 1.2. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter vanwege de grote spoedeisendheid van de zaak het vonnis bepaald op 20 februari 2009, met dien verstande dat de motivering van de beslissing pas later volledig op schrift zou worden gesteld. De feiten en overwegingen waarop die beslissing steunt worden hierna weergegeven. 2. De feiten 2.1. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van 29 september 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem op vordering van TBF [eiser] verboden om, na de betekening aan hem van dat vonnis, de domeinnaam www.[naam].nl te gebruiken. Daarnaast is [eiser] veroordeeld om bij overtreding van dit verbod aan TBF een dwangsom te betalen van € 1.000,-- per dag, tot een maximum van € 50.000,--. TBF heeft dit kort geding vonnis op 3 oktober 2008 aan [eiser] betekend. 2.2. Blijkens de door TBF overgelegde aktes van constatering van 6 oktober, 10 oktober, 14 oktober, 16 oktober, 27 oktober, 10 november, 20 november en 27 november 2008 heeft de door hem benaderde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op die data door raadpleging van de website van de Stichting Internet Domeinnaam Registratie (SIDN), via het kopje ‘Is de naam nog vrij?’, geconstateerd dat ‘[naam].nl’ op dat moment de status ‘actief’ had en dat [eiser] nog steeds als houder daarvan stond geregistreerd. De betekenis van de status ‘actief’ wordt door de SIDN op haar site als volgt uitgelegd: ‘de .nl-domeinnaam is reeds geregistreerd’. 2.3. Bij exploit van 27 november 2008 heeft TBF aan [eiser] bevel gedaan om binnen twee dagen aan haar, onder meer, een bedrag van € 50.000,-- te betalen aan dwangsommen, volgens TBF verschuldigd wegens overtreding van het in het voormelde kort gedingvonnis opgelegde verbod. 2.4. Op verzoek van TBF is ten laste van [eiser] op 9 januari 2009 executoriaal beslag gelegd op het aan [eiser] in eigendom toebehorende registergoed, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie E, nummer 4039, groot 1 a 75 ca. Bij brief van 19 januari 2009 heeft Solveon Incasso aan TBF medegedeeld als eerste hypotheekhouder de executie te zullen overnemen. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert – samengevat – a) het ten verzoeke van TBF gelegde executoriale beslag op het aan hem toebehorende registergoed op te heffen, en b) TBF te verbieden op basis van het kort gedingvonnis van 29 september 2008 op hem dwangsommen van € 50.000,-- plus andere kosten te verhalen en TBF te verbieden dat kort gedingvonnis te executeren, c) te bepalen dat [eiser] zelf het in deze te wijzen vonnis in de plaats mag stellen van de wilsverklaring van TBF, indien TBF niet zelf binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis de doorhaling van de beslaglegging heeft geëffectueerd, door hem te machtigen dit nieuwe kort gedingvonnis ter inschrijving aan de bewaarder van het Kadaster en van de Openbare Registers aan te bieden, zulks ter doorhaling in de registers van het voormelde executoriale beslag, d) TBF te veroordelen in de kosten van deze procedure, die van doorhaling van de voormelde executoriale beslaglegging daaronder begrepen. 3.2. [eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Op of omstreeks 29 augustus 2008 heeft hij al de toegang tot de website www.[naam].nl laten blokkeren. Vanaf die datum heeft hij de onder die domeinnaam actieve website niet meer gebruikt. Dat de domeinnaam in het register van de SIDN daarna nog tot 8 december 2008 op zijn naam stond geregistreerd doet daaraan niets af. Wel heeft hij al eerder via zijn webmaster, de heer [betrokkene], geprobeerd om de domeinnaam van het internet te laten verdwijnen. Op 8 december heeft hij echter pas de bevestiging van de opheffing van de domeinnaam gekregen van Hosting2Go. Het gaat om het doel en de strekking van de veroordeling. Het verbod strekt ertoe eventuele verwarring bij het publiek over de ondernemingen van beide partijen te voorkomen. Dat doel wordt bereikt door het staken van het gebruik van de website achter de domeinnaam, waaraan hij heeft voldaan. Er is ook geen sprake meer van handelsnaamgebruik. Het staken van het gebruik van de website onder de domeinnaam wordt bevestigd in de door hem overgelegde schriftelijke verklaring van de heer [betrokkene] van 15 januari 2009. Ook heeft hij een bevestiging van de heer [betrokkene] overgelegd dat de website [naam].nl op 1 september 2008 offline was. Hij is dus geen dwangsommen verschuldigd, waardoor de executoriale beslaglegging vexatoir en onrechtmatig is jegens hem. Omdat TBF de beslaglegging heeft laten aanzeggen aan [eiser]’s hypotheekhouders dreigt [eiser] zijn financieringsarrangementen te verliezen, zodat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. 3.3. TBF voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat [eiser] de domeinnaam tijdig heeft laten sluiten. Het bewijs dat [eiser] daartoe heeft overgelegd is naar haar mening veruit onvoldoende. Ook betoogt zij, kort samengevat, enerzijds dat enkel het geregistreerd houden van de domeinnaam door [eiser] na de betekening van het vonnis van 29 september 2008 en de status ‘actief’ bij de SIDN al betekent dat deze domeinnaam nog bij [eiser] in gebruik was. Bij geen gebruik en opheffing van de domeinnaam zou de status bij de SIDN ‘in quarantaine’ zijn geweest. Anderzijds betoogt zij dat [eiser] de onderliggende website na die betekening nog tot 8 december 2008 actief heeft gebruikt en daarop zelfs teksten toonde die letterlijk waren overgenomen van haar website www.[naam].nl. Er werd nog steeds geïmpliceerd dat de [onderneming van eiser] een [onderneming van eiser] filiaal zou zijn, hetgeen verwarringwekkend was voor het publiek. TBF vermoedt dat de website pas op 8 december 2008 ‘offline’ ging, tegelijk met de opdracht van 8 december 2008 tot het opheffen van de domeinnaam. [eiser] heeft niet tijdig voldaan aan de veroordeling, althans, kan dat niet bewijzen en heeft daarom het maximum aan dwangsommen verbeurd. 3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. In dit kort geding gaat het om de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd. Bij de beoordeling van deze vraag moet de voorzieningenrechter – als executierechter – onderzoeken of aan de hoofdveroordeling in het eerdere kort gedingvonnis, waaraan de dwangsom is verbonden, is voldaan. De partijen verschillen daarover van mening. De voorzieningenrechter zal de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals die door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij moeten doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer worden genomen, aldus dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (vgl. HR 15 november 2002, NJ 2004, 410, Van der Valk Plaza/Eilandgebied Curaçao en HR 19 januari 2007, NJ 2007, 59 New Millenium Telecom/Land Aruba). 4.2. De voorzieningenrechter heeft het in zijn vonnis van 29 september 2008 aan [eiser] opgelegde verbod tot gebruik van de domeinnaam www.[naam].nl gegrond op artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw). Krachtens dat artikel was TBF, die in [woonplaats] al langere tijd de handelsnaam ‘[onderneming van gedaagde]’ voerde, gerechtigd om het voeren van een jongere, identieke of daarvan in geringe mate afwijkende handelsnaam te verbieden, indien daardoor verwarring met haar onderneming te vrezen viel. Het gebruik door [eiser] van de domeinnaam ‘www.[naam].nl’ oftewel, zonder de aanduiding www (world wide web), ‘[naam].nl’ is door de voorzieningenrechter betiteld als mogelijk verwarringwekkend handelsnaamgebruik, in die zin dat het publiek daardoor een juridische of economische band zou kunnen vermoeden tussen de ondernemingen van de beide partijen. Uit het voorgaande volgt duidelijk dat het doel en de strekking van de veroordeling was het uitsluiten van de mogelijkheid van verwarring bij het publiek die zou kunnen ontstaan door het gebruik door [eiser] van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als handelsnaam. 4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de enkele registratie, tot 8 december 2008, bij de SIDN van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als digitaal internetadres op naam van [eiser] niet worden gekwalificeerd als handelsnaamgebruik waardoor verwarring te vrezen valt in de zin van artikel 5 Hnw. Daarvoor is blijkens vaste rechtspraak méér vereist, te weten dat [eiser] zijn onderneming en bedrijfsactiviteiten op de onder die naam te vinden website aan het publiek presenteert. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 19 oktober 2006, BIE 2007, 116 (Quikprint). Dat [eiser] vanaf 3 oktober 2008 zijn onderneming nog op de website met de domeinnaam www.[naam].nl heeft gepresenteerd, zoals TBF betoogt, is in dit kort geding nergens uit gebleken. De door TBF overgelegde aktes waarin via de website van de SIDN wordt geconstateerd dat [eiser] nog steeds houder is van de domeinnaam en dat de status van de domeinnaam ‘actief’ is rechtvaardigen voorshands deze conclusie van TBF niet. Voor het overige heeft TBF geen enkel bewijs overgelegd van gebruik door [eiser], na betekening van het vonnis, van de domeinnaam ‘[naam].nl’ als handelsnaam in de zin van artikel 5 Hnw. Nu dwangsommen alleen worden verbeurd voor gedragingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop het verbod werd gegeven, een overtreding op dat verbod opleveren (vgl. HR 5 april 2002, RvdW 2002, 66, Euromedica/Merck), zal de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd in dit kort geding ontkennend worden beantwoord. Daarmee komt de grondslag te ontvallen aan het door TBF gelegde executoriale beslag en zal de vordering onder 3.1 a) worden toegewezen. 4.4. Voor de onder 3.1 c) gevorderde indeplaatsstelling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, nu hij gebruik zal maken van zijn bevoegdheid om het beslag zelf op te heffen. Het onder 3.1 onder b) gevorderde algehele executieverbod van het vonnis van 29 september 2008 acht de voorzieningenrechter té verstrekkend. In de plaats daarvan ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor toewijzing van het mindere, te weten schorsing van de executie van dat vonnis, voor zover deze executie betrekking heeft op beweerdelijk reeds verbeurde dwangsommen, totdat in een bodemzaak omtrent deze verbeurte zal zijn beslist 4.5. TBF zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. De kosten zijn opgenomen in de onderstaande kostenbegroting: - dagvaarding € 72,25 - vast recht 262,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal: € 1.150,25 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. heft op het executoriale beslag dat op verzoek van TBF ten laste van [eiser] op 9 januari 2009 is gelegd op het aan [eiser] in eigendom toebehorende registergoed, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie E, nummer 4039, groot 1 a 75 ca, 5.2. schorst de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 29 september 2008, gewezen onder nummer 171870 / KG ZA 08-412, voor zover deze executie betrekking heeft op beweerdelijk reeds verbeurde dwangsommen, totdat in een bodemzaak omtrent deze verbeurte zal zijn beslist, 5.3. veroordeelt TBF in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.150,25, 5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.5. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A. Satijn op 20 februari 2009, terwijl de motivering van voor melde beslissing afzonderlijk op schrift is gesteld op 10 maart 2009.