Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2083

Datum uitspraak2009-07-09
Datum gepubliceerd2009-07-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-002032-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking hoger beroep door verdachte; verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.


Uitspraak

Parketnummer: 20-002032-08 Uitspraak : 9 juli 2009 Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 mei 2008 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-845086-08, 01-850595-08 en 01-845052-08, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-930261-06, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1979], wonende te [woonplaats], [adres], thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 1 HVB te Vught. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Bij akte van 18 juni 2009 heeft de verdachte dit hoger beroep voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep weer rechtsgeldig ingetrokken. De dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen is niet ingetrokken. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep. Ontvankelijkheid van het hoger beroep Het hof overweegt hieromtrent het navolgende. Tegen een vonnis in eerste aanleg kan een verdachte hoger beroep instellen. Daartoe wordt, op voet van artikel 451 juncto artikel 449 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ter griffie van het gerecht in eerste aanleg een akte opgemaakt. Door dagvaarding van de verdachte wordt, gelet op artikel 412 Sv, de zaak in hoger beroep ter terechtzitting aanhangig gemaakt. Indien de verdachte het hoger beroep wil intrekken, geschiedt dit ter griffie van het gerecht in eerste aanleg. Ook van de intrekking wordt een akte opgemaakt (artikel 454 Sv). Intrekking is op grond van artikel 453 Sv mogelijk tot de aanvang van de behandeling het hoger beroep, derhalve tot het uitroepen van de zaak. Daaraan is jurisprudentieel uitbreiding gegeven. Intrekking is mogelijk, ook nadat de zaak is uitgeroepen en de behandeling van de zaak ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, zolang er geen inhoudelijk onderzoek heeft plaatsgevonden (HR 19 oktober 1993, NJ 1994, 69). Met de intrekking van het hoger beroep brengt de verdachte tot uitdrukking dat hij geen prijs meer stelt op de behandeling van zijn zaak door het appelcollege. Daaraan doet niet af of de intrekking plaatsvindt vóór of na de aanvang van de terechtzitting. De Hoge Raad heeft in genoemd arrest overwogen dat een intrekking na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, zolang nog geen onderzoek ten gronde heeft plaatsgevonden, op één lijn moet worden gesteld met de intrekking voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte werd in voornoemde strafzaak niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard. Nu het initiatief van de intrekking bij de verdachte ligt en hij hiermee aangeeft geen belang meer te hebben bij de behandeling van zijn zaak in hoger beroep, dient dit te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep. Dit geldt in beide genoemde gevallen. Dit geldt eveneens in het geval dat het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld en het vervolgens intrekt; het openbaar ministerie dient dan niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep. Gelet op het vorenstaande, daarbij betrokken het gelijkluidend standpunt van de advocaat-generaal, die ter onderbouwing daarvan heeft verwezen naar de Wet stroomlijnen hoger beroep (het hof begrijpt naar het gestelde in artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering), zal het hof, nu de verdachte door de intrekking van zijn hoger beroep aangeeft geen belang meer te hebben bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, de verdachte niet ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep. Ter zijde merkt het hof nog op, dat aangezien het voorkomt dat de verdachte van mening is dat zijn appel ten onrechte is ingetrokken, dan wel ten onrechte als ingetrokken is beschouwd, de beoordeling van de intrekking bij een aanhangig gemaakte zaak ter terechtzitting plaats dient te vinden. De rechter moet kunnen toetsen of de intrekking van het hoger beroep al dan niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden (zie ook de conclusie van de Advocaat-Generaal Van Dorst bij HR 22 september 1998, NJ 1999, 105). Daartoe dient de zaak te worden aangebracht ter terechtzitting in hoger beroep. BESLISSING Het hof: verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Aldus gewezen door: mr. H. Eijsenga, voorzitter, mr. M. van Zinnen en mr. F.L. Muskens, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier, en op 9 juli 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.