Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ2807

Datum uitspraak2009-07-01
Datum gepubliceerd2009-07-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers149824 / HA ZA 08-1139
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eigenaar van bij een brand verloren gegaan strandhuisje spreekt gemeente aan ogv onrechtmatige daad, stellende dat de gemeente tekort is geschoten in haar zorgtaken op het gebied van brandpreventie door 1) na te laten te controleren of de eigenaren van de strandhuisjes zich hielden aan het verbod op het aanwezig hebben van gasflessen en 2) niet te zorgen voor voldoende bluswater. vordering afgewezen. ad 1); geen schending zorgplicht in de omstandigheden van het onderhavige geval. ad 2) geen causaal verband tussen een eventueel tekort aan bluswater en de onderhavige schade.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 149824 / HA ZA 08-1139 Vonnis van 1 juli 2009 in de zaak van 1. [Eiser], wonende te Almere, 2. [Eiseres], wonende te Almere, eisers, advocaat mr. D. van der Leij, tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE VELSEN, zetelend te IJmuiden, gemeente Velsen, gedaagde, advocaat mr. L. Koning. Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 24 december 2008 - het proces-verbaal van comparitie van 19 maart 2009. 1.2. De enkelvoudige kamer heeft vervolgens de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. 1.3. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. In de nacht van 3 op 4 januari 2004 heeft een brand (hierna: de brand) gewoed in de gemeente Velsen op het parkeerterrein aan de Heerenduinweg nabij de IJmuiderslag (hierna: het parkeerterrein). Op het parkeerterrein stonden ongeveer 400 strandhuisjes opgeslagen. De Gemeente had het parkeerterrein voor dit doel (de opslag van strandhuisjes) verpacht aan een derde (hierna: Schellinger). Bij de brand zijn 163 huisjes verloren gegaan, waaronder het huisje van [eiser] Ook de inboedel van het huisje van [eiser] is verloren gegaan. 2.2. Na een melding rond 3:00 uur in de ochtend is de brandweer uitgerukt en was de brandweer vanaf 3.12 uur ter plaatse. Op het parkeerterrein bevond zich geen brandkraan. De brandweer heeft in eerste instantie gebruik gemaakt van tankautospuiten en een schuimblusvoertuig. Vervolgens hebben drie tankautospuiten gependeld tussen het parkeerterrein en een verderop, aan de Kruisberglaan gelegen, brandkraan en is over een afstand van ongeveer 1900 meter een groot watertransport aangelegd, waarmee bluswater werd aangevoerd vanuit de Haringhaven. Tijdens de brand bleek dat in een aantal van de strandhuisjes gasflessen aanwezig waren. Deze gasflessen, ongeveer 120 in totaal, ontploften en/of scheurden tijdens de brand, met steekvlammen tot gevolg. Om ongeveer 7:53 uur was de brandweer de brand meester. 2.3. De brand is ontstaan door brandstichting. 2.4. [eiser] had zijn huisje en de inboedel daarvan niet verzekerd tegen brand. 2.5. In de rapportage van de brandweer van 4 januari 2004 (hierna: de rapportage van 4 januari 2004) staat onder meer: Tijdens aanrijden middelbrand gemaakt omdat werd aangegeven dat het de opslag van strandhuisje betrof. (…) Na kort overleg met de bevelvoerder tweede TS, direct grote brand gemaakt i.v.m. problemen met de waterwinning. Na divers ontploffingen van gasflessen en snelle uitbreiding zeer grote brand gemaakt. (…) Om het schuimvoertuig te voldoende te voorzien van bluswater is er gependeld met 3 TS-en. Uit veiligheidsoverwegingen zijn de blusploegen enige tijd terug getrokken geweest, waardoor er tijdelijk geen blussing heeft plaats gevonden. Wts 2500 was reeds opgestart. Om te voorkomen dat de brand zou overslaan naar de overige +/- 250 strandhuisjes zijn er 3 lagedruk en een waterkanon in gezet op het gedeelte waar de twee compartimenten (170 en 250) d.m.v. een verbinding van strandhuisjes bij elkaar komen, te behouden. 2.6. In de “Evaluatie Grote brand in Velsen 4 januari 2004” van [A] van de regionale Brandweer Hulpverleningsdienst Kennemerland van 18 maart 2004 (hierna: de evaluatie van 18 maart 2004) staat onder meer: Bij het bestrijden van de brand wordt veel hinder ondervonden van ontploffende gasflessen en het ontbreken van voldoende bluswater. Om het probleem van onvoldoende bluswater te ondervangen wordt het tweede peleton gealarmeerd om een grootschalig watertransport op te bouwen. (…) Bereikbaarheid en bluswatervoorziening (…) Op de Heerenduinweg bevinden zich geen hydranten. In eerste instantie is er gebruik gemaakt van de capaciteit van de tankautospuiten aangevuld met de capaciteit van het schuimblusvoertuig (10 m3). In afwachting van het gereedkomen en inzetten van het grootwatertransport is er door 3 tankautospuiten gependeld tussen het brandadres en een hydrant ter hoogte van de Kruisberglaan. Ondertussen is er over het fietspad tussen de Ampèrestraat en de Heerenduinweg over een afstand van ca. 1900 meter, dwars door het duin- en havengebied, een groot watertransport opgebouwd dat werd gevoed vanuit de Haringhaven. (…) Opschaling (…) Omdat de waterwinning nog steeds problemen oplevert verzoekt de ROvD-M om 03:39 uur om twee extra tankautospuiten om zodoende een pendelsysteem op te bouwen. (…) De waterwinning blijft problemen opleveren. Omdat de ROvD-M zich niet op de waterwinning en de brandbestrijding kan richten wordt een tweede ROvD ter plaatse verzocht. Hierop wordt ROvD-Zuid (ROvD-Z) gealarmeerd en deze rukt om 04:17 uur uit uit Zandvoort. Aanvankelijk laat het zich aanzien dat er met de twee extra tankautospuiten voorzien kan worden in voldoende bluswater. Bovendien is het door de ontploffende gasflessen niet altijd mogelijk effectief te blussen waardoor de bluswerkzaamheden enige malen gestaakt worden. De bezetting van de reeds gearriveerde dompelpomp onderzoekt in samenspraak met de plaatselijk bekende bezetting van de 688 een route voor het groot watertransport. (…) Onder dekking van de huisjes op het oostelijk deel van het terrein wordt een blusleiding opgebouwd naar de noordkant van het terrein en het achterliggende duingebied. Hier dreigt de brand over te slaan doordat het pad op het terrein ter hoogte van dit hek is dichtgezet met drie rijen huisjes. Enige minuten voordat de overslag een feit is, is het grootschalig watertransport gereed en kan de brand doeltreffend worden bestreden. (…) Kwaliteit van de gekozen repressieve oplossingen (…) Hoofdzakelijk door het veelvuldig ontploffen van opgeslagen gasflessen is het onmogelijk de brand doeltreffend te bestrijden. Het ontbreken van voldoende bluswater is hieraan ondergeschikt. (…) Veiligheid Tijdens het bestrijden van de brand zijn tientallen gasflessen ontploft. Daarnaast zijn er gasflessen gescheurd met grote steekvlammen tot gevolg. Deze steekvlammen hebben mede bijgedragen aan de snelle branduitbreiding. Voor de veiligheid van het ingezette personeel is er regelmatig besloten de bluswerkzaamheden te staken en het personeel terug te trekken. Door een gespecialiseerd bedrijf zijn na de brand circa 120 zwartgeblakerde gasflessen verwijderd. (…) Ondanks dat er in de voorwaarden van de firma Schellinger ondubbelzinnig omschreven staat dat er geen gasflessen en andere brandbare stoffen bij het huisje mogen worden opgeslagen hebben vrijwel alle eigenaren deze regel genegeerd met als gevolg onaanvaardbare risico’s voor het ingezette brandweerpersoneel, overige hulpverleners en omstanders. (…) Tijdtempo factor (…) Het gereedkomen van het grootschalig watertransport heeft lange tijd op zich laten wachten. (…) Conclusies • (…) • De waterwinning in het duingebied is problematisch. Feit is dat het parkeerterrein zowel preventief als preparatief niet is ingericht voor de opslag van grote aantallen strandhuisjes. Door de verwachte geringe wateropbrengst is er geen gebruik gemaakt van de hydrant van de eindleiding op IJmuiderslag. De eerste inzet heeft plaatsgevonden met de tankinhoud van twee tankautospuiten en een schuimblusvoertuig (totaal ca. 15 m3). (…) Aanbevelingen • Er dient meer geoefend te worden met het opbouwen van het grootschalig watertransport, waarbij voornamelijk gelet wordt op de verschillende transportsystemen (…), wrijvingsverliezen, snelheid van opbouwen en bereikbaarheid. 2.7. In een memo met als onderwerp “Aansprakelijkheidstelling inzake brand 4 januari 2004” van [B] van de brandweer van 24 mei 2004 (hierna: de memo [B] 2004) staat onder meer: Navraag bij de ten tijde van het incident verantwoordelijke Officier van Dienst (OvD) en naslag van de schriftelijke evaluatie tonen aan dat gedurende de gehele inzet sprake is geweest van voldoende bluswater. De inzet door de repressieve dienst moest echter meermaals enige tijd worden gestaakt ten gevolge van het ontploffen van gasflessen. Hierdoor heeft de brandweer niet continu kunnen blussen. 2.8. In de “Notitie brandveiligheid strandhuisjes. (winterstalling)” van 5 augustus 2004 (hierna: de notitie brandveiligheid) opgesteld door een werkgroep bestaande uit vier medewerkers van de Gemeente, van de brandweer, algemene zaken en communicatie, bouwtoezicht en openbare werken, staat onder meer het volgende: Advies. Aan het College van Burgemeester en Wethouders kan het volgende worden voorgelegd. 1. Handelen naar de letter en geest van de brandweerwet 1985 en de benodigde voorzieningen realiseren. Hierbij is een combinatie van factoren als bereikbaarheid, bluswatervoorziening en verdeling van brandcompartimenten van belang. De bereikbaarheid van het terrein is op dit moment al goed geregeld en behoeft geen aanpassing. Om een brand te kunnen beheersen is een toereikende bluswatervoorziening noodzakelijk. Wegens het ontbreken van een primaire bluswatervoorziening is de aanleg van twee geboorde putten met een capaciteit van elk 60 m3 per uur noodzakelijk. (…) Daarnaast vereist het succesvol bestrijden van de brand en daarmee beperken van de schade dat het terrein is opgedeeld in brandcompartimenten. (…) (…) geldt dat er alleen sprake kan zijn van beheersbaar optreden, waarbij de veiligheid van het personeel gewaarborgd is, als er geen gasflessen bij de brand betrokken raken. (…) Komt de werkgroep tot de conclusie dat: a) het gebruik van het parkeerterrein aan de Heereduinweg als stallingterrein voor de strandhuisjes is geoorloofd; b) de huidige situatie voldoet aan de wet en de terzake geldende bepalingen en verordeningen; c) de Woningwet en gemeentelijke Bouwverordening geen blusvoorzieningen voorschrijven; d) de brandweer het gemeentebestuur adviseert invulling te geven aan haar zorgplicht conform de Brandweerwet 1985 door te voorzien in toereikend bluswater. (…) Uitwerking maatregelen,. (…) Brandput(ten) Op grond van een gevraagd advies aan de Grontmij te Alkmaar van 18 mei 2004 blijkt dat het boren van brandputten in de nabijheid van het parkeerterrein technisch tot de mogelijkheden behoort. (…) (…) Kosten. Conform een offerte van de fa. Tjaden geotechniek te Haarlem komen de kosten van een 25 m. diepe brandput op € 7200,= / put exclusief BTW. In totaal worden de volgende kosten geraamd: (…) Totaal: € 25.000,- excl. BTW 2.9. In een memo met als onderwerp “aansprakelijkstelling Velsen inzake [eiser] (brand strandhuisjes)” van 6 maart 2006 (hierna: de memo [B] 2006) gaat eerdergenoemde [B] in op een aantal stellingen uit een brief van 6 maart 2006 van [eiser] In de memo aansprakelijkstelling staat onder meer: Stelling 1: Er was onvoldoende bluswater / waarop is gebaseerd dat er voldoende bluswater was. De stelling of er al dan niet voldoende bluswater aanwezig was ten tijde van de brand op 4 januari 2004 aan de Heereduinweg houdt verband met de vraag of de gemeente verantwoordelijk is voor een verdere uitbreiding van de brand. Het ontploffen van gasflessen heeft grote steekvlammen tot gevolg gehad, waardoor de brand zich sneller heeft kunnen uitbreiden. Bovendien werden de blusmogelijkheden beperkt doordat de ontploffingen tot onaanvaardbare gevaarzetting voor het repressief personeel zorgde. Door het oproepen van tankautospuiten uit buurgemeenten en door het opzetten van een groot watertransport heeft de brandweer overigens wel beschikt over voldoende bluswater. (…) Stelling 6: Het watertransportsysteem was gezien het aantal beschikbare voertuigen onvoldoende om de brand te bestrijden. De brandweer heeft beschikt over voldoende bluswater op de momenten dat men daadwerkelijk tot een inzet kon overgaan. De ontploffende gasflessen hebben echter gezorgd voor het regelmatig staken van de inzet. 2.10. De brandbeveiligingsverordening van de Gemeente (hierna de brandbeveiligingsverordening Velsen) bepaalt onder meer: Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar (…) Artikel 2.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben 1. Het is verboden stoffen als bedoeld in de regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104), alsmede artikel II van de regeling tot wijziging (Stcrt. 1992, nr. 188) in, op of nabij een inrichting aanwezig te hebben. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: (…) Straf-, overgangs- en slotbepalingen Artikel 3.1 Toezicht op de naleving Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouder aangewezen ambtenaren. In de toelichting op artikel 3.1 staat onder meer: Burgemeester en wethouders wijzen in verband met de bij de gemeentelijke organisatie verordening (ex artikel 1 van de Brandweerwet 1985) opgedragen taken in ieder geval de brandweer aan als de gemeentelijke dienst belast met het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening. 2.11. De door Schellinger gehanteerde algemene voorwaarden bepalen onder meer: Er mogen geen vluchtige, lichtontvlambare of brandbare stoffen (gasflessen, (…)) bij of in het huisje opgeslagen staan, in verband met brandweer en verzekeringsverordeningen. 2.12. Bij brief van 29 januari 2004 heeft [eiser] de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het verlies van zijn strandhuisje met inboedel. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van de Gemeente tot betaling van in EUR 27.377,06, vermeerderd met rente en kosten. 3.2. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Zoals beide partijen kennelijk en terecht tot uitgangspunt nemen is de burgerlijke rechter bevoegd van de vordering van [eiser] kennis te nemen en is [eiser] ontvankelijk in zijn vordering, nu immers [eiser] zijn vordering baseert op onrechtmatige daad en er geen administratieve rechtsgang openstaat. 4.2. [eiser] heeft aangevoerd - samengevat - dat de Gemeente haar zorgplicht om brand en brandgevaar te voorkomen toerekenbaar heeft geschonden, dat [eiser] hierdoor schade heeft geleden en dat de Gemeente daarom jegens [eiser] aansprakelijk is voor deze schade op grond van artikel 6:162 BW. 4.3. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiser] aldus dat hij zijn vorderingen niet baseert op vermeend tekortschieten van de brandweer tijdens het blussen van de brand, doch op het onvoldoende treffen van (voorzorgs- en controle)maatregelen door de Gemeente voorafgaand aan het uitbreken van de brand. Het optreden van de brandweer tijdens de brand staat daarom - gezien de op dit punt onbestreden rapportage en evaluatie terecht - niet ter discussie. [eiser] betoogt dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld in de eerste plaats doordat zij vóór het plaatsvinden van de brand heeft nagelaten om voor voldoende bluswatervoorzieningen te zorgen en in de tweede plaats doordat zij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van regels en normen met betrekking tot het verbod om gasflessen in de strandhuisjes op te slaan. Hiermee heeft de Gemeente volgens [eiser] haar zorgplicht geschonden. Wat betreft deze zorgplicht beroept [eiser] zich enerzijds op regelgeving en anderzijds op een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. Wat betreft de regelgeving doet [eiser] een beroep op de Brandweerwet 1985 en, naar de rechtbank opmaakt uit de stellingen van de zijde van [eiser] op de comparitie van partijen, primair op de brandbeveiligingsverordening Velsen en subsidiair op de modelverordening brandveiligheid en hulpverlening. De ongeschreven zorgvuldigheidsnorm vult [eiser] in aan de hand van de criteria als verwoord door de Hoge Raad in het Kelderluikarrest van 5 november 1965. 4.4. De Gemeente heeft bestreden dat zij aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden. Zij heeft in de eerste plaats bestreden dat zij in strijd heeft gehandeld met haar wettelijke zorgplicht en/of met een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. In de tweede plaats heeft de Gemeente bestreden dat sprake is van causaal verband. In de derde plaats heeft de Gemeente bestreden dat [eiser] de door hem opgevoerde schade daadwerkelijk heeft geleden. 4.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de Gemeente op grond van artikel 1 lid 4 van de Brandweerwet 1985 de zorg heeft voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat brandbeveiligingsverordening Velsen van toepassing is en dat de brandweer op grond van deze verordening belast is met het toezicht op de naleving van deze verordening. De vraag is evenwel of de Gemeente op juiste wijze invulling heeft gegeven aan haar in de Brandweerwet en in de brandbeveiligingsverordening opgedragen taken. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat die taken algemeen zijn omschreven en dat het daarom van de concrete omstandigheden van het onderhavige geval afhangt of de Gemeente haar zorgtaken heeft geschonden. Voorts brengt de algemene taakomschrijving mee dat de Gemeente een zekere beleidsvrijheid heeft bij het invullen van haar taken. Uiteraard is deze beleidsvrijheid niet onbegrensd, doch anderzijds betekent een eventueel inzicht achteraf dat een andere handelswijze wellicht beter ware geweest en het feit dat de Gemeente lessen heeft getrokken uit het verleden niet dat de Gemeente aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad. Doorslaggevend is de kennis die de Gemeente had dan wel redelijkerwijs had behoren te hebben ten tijde van de brand en de maatregelen die in het licht van deze kennis en de ter beschikking staande middelen redelijkerwijs van de Gemeente, mede in het licht van haar (algemene) wettelijke zorgtaken, gevergd konden worden. Hierbij zal de rechtbank acht slaan op de voorzienbaarheid van de schade, de aard en de omvang van de schade en de bezwaarlijkheid van de te nemen maatregelen. 4.6. Met betrekking tot het standpunt van [eiser] dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij vóór het plaatsvinden van de brand heeft nagelaten om voor voldoende bluswatervoorzieningen te zorgen overweegt de rechtbank als volgt. 4.7. De Gemeente heeft in de eerste plaats gemotiveerd betwist dat de brandweer over onvoldoende bluswater beschikte tijdens de brand. Volgens de Gemeente beschikte de brandweer, op de momenten dat er geblust kon worden, en men niet gehinderd werd door ontploffende gasflessen en steekvlammen, over voldoende bluswater. De rechtbank volgt de Gemeente in dit standpunt en acht daartoe redengevend dat uit de evaluatie van 18 maart 2004 herhaaldelijk blijkt dat het probleem voornamelijk was gelegen in de ontploffende gasflessen, in verband waarmee de bluswerkzaamheden herhaaldelijk moesten worden onderbroken, en de steekvlammen uit de gasflessen, die voor uitbreiding van de brand zorgden. Weliswaar leidde het gebrek aan bluswater er kennelijk bijna toe dat de brand oversloeg naar een ander deel van het parkeerterrein, doch dit kon gelukkig nog net worden voorkomen door het gereedkomen van het grootschalig watertransport. Doeltreffende bestrijding van de brand werd dus onmogelijk gemaakt door de problemen met de gasflessen; de problemen met de bluswatervoorziening waren hieraan ondergeschikt. In dit verband weegt de rechtbank mee dat de evaluatie van 18 maart 2004, anders dan ter gelegenheid van de comparitie van de zijde van [eiser] is betoogd, niet is opgesteld als partijrapport. Het rapport is niet opgesteld ten behoeve van de onderhavige procedure, die is ingeleid bij dagvaarding van 8 september 2008, doch ter evaluatie van de grootschalige inzet tijdens de brand. In het licht van de evaluatie van 18 maart 2004 had het op de weg gelegen van [eiser] om zijn stellingen nader toe te lichten en te onderbouwen. Dit heeft [eiser] niet gedaan, ook niet ter gelegenheid van de comparitie van partijen. Tijdens deze comparitie is van de zijde van [eiser], die was vergezeld van deskundige Vos, niet gemotiveerd betwist dat de brand zich snel heeft kunnen uitbreiden tengevolge van de uit de gasflessen vrijkomende steekvlammen noch dat de ontploffende gasflessen gevaar voor de brandweerlieden opleverden, waardoor het blussen meermalen moest worden onderbroken. Voorts heeft [eiser] tijdens de comparitie van partijen aangegeven dat zijn huisje wellicht ook zou zijn verwoest ingeval de brandweer wel over voldoende bluswater zou hebben beschikt. Al met al heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld dat de brandweer, op de momenten dat er geblust kon worden, en men niet gehinderd werd door ontploffende gasflessen en steekvlammen, over onvoldoende bluswater beschikte. Niet is derhalve komen vast te staan dat er causaal verband bestaat tussen enerzijds een eventueel tekortschieten van de Gemeente in een eventuele plicht om voor voldoende bluswatervoorzieningen te zorgen en anderzijds de schade van [eiser] De vraag of en in hoeverre op de Gemeente een zorgplicht rustte om voor voldoende bluswatervoorzieningen te zorgen en of de Gemeente is tekortgeschoten in een dergelijke plicht kan daarom in het midden blijven. 4.8. Met betrekking tot het standpunt van [eiser] dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij onvoldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van regels en normen met betrekking tot het verbod om gasflessen in de strandhuisjes op te slaan overweegt de rechtbank als volgt. 4.9. Gesteld noch gebleken is dat er aanwijzingen waren dat eigenaren van strandhuisjes het verbod uit de verordening - wat daar overigens van zij; de door [eiser] naar de comparitie meegenomen deskundige heeft immers betoogd dat de verordening geen verbod op het houden van gasflessen inhield - overtraden. Nu de Gemeente derhalve in dit verband geen concrete aanwijzingen heeft genegeerd dan wel waarschuwingen in de wind heeft geslagen is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente niet is tekortgeschoten in haar algemene toezichthoudende taak. De brandbeveiligingsverordening Velsen brengt voor de Gemeente geen plicht mee om overal en altijd te controleren. Het is aan de Gemeente om prioriteiten te stellen. Gegeven het feit dat het hier om een terrein ging waar geen mensen verbleven terwijl er voorts geen concrete aanwijzingen waren voor brandstichting kon en mocht de Gemeente afzien van controles. In dit verband overweegt de rechtbank dat eventuele wetenschap van de Gemeente dat er vaak werd ingebroken op het parkeerterrein geen concrete aanwijzing is voor het gevaar van brandstichting. 4.10. Het bovenstaande betekent dat de aanwezigheid van gasflessen een omstandigheid is die niet voor rekening en risico van de Gemeente komt. 4.11. Een en ander leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. 4.12. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op: - vast recht 630,00 - salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00) Totaal EUR 1.788,00 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1.788,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, 5.3. Veroordeelt [eiser] tevens in de nakosten, aan de zijde van de Gemeente bepaald op EUR 131,00 voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,-- voor nasalaris advocaat, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. 5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, mr. S. Sicking en mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2009.?