Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Schepenwet

 

Artikel 16
1
Indien aan eenen ambtenaar der scheepvaartinspectie blijkt, dat een schip niet voorzien is van de noodige geldige certificaten, is hij gerechtigd het schip aan te houden.
2
a
Indien een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie gegronde redenen heeft voor twijfel of een schip, niettegenstaande daarvoor de nodige geldige certificaten zijn afgegeven, voldoende zeewaardig is, dan wel of aan alle bij of krachtens de artikelen 3a, eerste lid, 4 of 11, tweede lid, bepaalde eisen en voorschriften, is of zal worden voldaan, is hij gerechtigd het schip voor onderzoek aan te houden.
b
Evenzeer is de ambtenaar gerechtigd tot aanhouding van een schip wanneer de eigenaar, de kapitein of de leden der bemanning niet de door de ambtenaar gevorderde medewerking bij de uitoefening van zijn bevoegdheden verlenen.
c
De ambtenaar geeft van de aanhouding onverwijld, onder opgaaf van redenen, kennis aan zijn onmiddellijke chef, die daarvan terstond mededeling doet aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
d
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie beslist zo spoedig mogelijk of al dan niet een onderzoek zal worden ingesteld; in het laatste geval heft hij de aanhouding op en geeft hij van de opheffing onverwijld kennis aan de ambtenaar, die het schip heeft aangehouden. In de Nederlandse Antillen of in Aruba wordt deze beslissing door een aldaar daartoe aangewezen ambtenaar van de Scheepvaartinspectie genomen.
3
Indien schepelingen ten aanzien van hun schip redenen menen te hebben voor twijfel over de zeewaardigheid of de voldoende uitrusting van het schip, zijn zij gerechtigd zich te wenden tot de Scheepvaartinspectie.
4
Indien Onze Minister in geval van oorlogsgevaar van oordeel is, dat de vaart te groote gevaren oplevert, kan hij een schip door een ambtenaar van de scheepvaartinspectie doen aanhouden.
5
Zodra er geen reden is de aanhouding langer te laten voortduren en de mogelijk op grond van artikel 72, onder a , verschuldigde kosten zijn voldaan of de voldoening daarvan voldoende zeker is gesteld, wordt de aanhouding opgeheven.
6
In Nederland is afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de in het eerste, tweede en vierde lid bedoelde bevoegdheid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •